Het carnaval in Nederland kent veel lokale gebruiken die per dorp kunnen verschillen. In grote lijnen valt er een grens te trekken tussen de twee carnavalsprovincies van Nederland: Noord-Brabant en Limburg.
Brabanders spreken soms denigrerend over Duits carnaval als ze het carnaval in Limburg recenseren. Dat is niet ver bezijden de waarheid, want het carnaval in Limburg komt uit de Rijnlandse school.
“Als je op wil gaan in de plaatselijke cultuur, draag je de lokale kleuren”
Het Rijnlandse carnaval is gebaseerd op de viering in Noordrijn-Westfalen, met Keulen als carnavalshoofdstad. Carnaval had daar ooit een maatschappelijk-symbolische betekenis. Het was een ludiek protest tegen de protestanten die in de zeventiende eeuw cultuurhervormingen doorvoerden en feesten in de ban deden.
Het Limburgse carnaval kenmerkt zich door prachtige pakken en sublieme schmink. Veel van die pekskes worden zelf gemaakt – daar wordt veel handwerk in gestoken. In die zin lijkt het misschien nog het meest op het carnaval in Venetië, waar ze al in de Middeleeuwen de bloemetjes buiten zetten. Die overeenkomst is niet toevallig, want van de Venetianen hebben de Rijnlanders het daadwerkelijk afgekeken.
Die uitgebreide vermomming had/heeft een doel. Omdat je niet meer te herkennen bent, kun je je uitleven zonder dat het consequenties heeft voor je sociale status. Het carnaval wordt in Limburg vooral op straat gevierd, daar waar het decor in Brabant vooral de kroeg is.
In Noord-Brabant wordt het carnaval niet op z’n Rijnlands gevierd, maar op zijn Bourgondisch. Een kenmerkend verschil is de benaming van de plaatsnamen: Limburgse plaatsen behouden hun naam, Brabantse plaatsen nemen een andere naam aan. Zo verandert Eindhoven in Lampegat en Breda noemt zichzelf Kielegat.
De boerenkiel is het bekendste kostuum in Brabant, in combinatie met de rode zakdoek. Die sobere aankleding is te danken aan de armoede in de achttiende en negentiende eeuw in dit gedeelte van Nederland. Op de karige Brabantse zandgronden was simpelweg te weinig geld om flink uit te pakken.
Als je in Brabant op wil gaan in de lokale cultuur, draag je de plaatselijke kleuren. In Tilburg (Kruikenstad) is dat bijvoorbeeld oranje-groen; in Den Bosch (Oeteldonk) is het geel, wit en rood; in Eindhoven oranje en blauw. Die kleuren zie je terug in de sjaals die worden gedragen, of in de kleur van de kiel (oranje in Kruikenstad).
In Den Bosch verkleden ze zich niet; daar trekt iedereen een kiel aan. Althans, het zou een kiel moeten zijn, maar feitelijk is het een blauwe blazer die doet denken aan de brasjasjes waar corpsballen in ‘zooien’. De jasjes worden volgeplakt met emblemen die de anciënniteit van de drager moeten duiden. In Den Bosch is ‘Alaaf’ roepen overigens taboe, net als in Roosendaal en Bergen op Zoom.
In Bergen op Zoom (Krabbegat) vieren ze geen carnaval maar Vastenavond, aan die nuancering hechten ze nogal. Daar is het ook niet de bedoeling om je te verkleden als Pino of Roodkapje. Je gooit gewoon wat verschillende kleren over elkaar heen, als het maar zelf bedacht is. Of je zet een lampenkap op je hoofd. Als je maar een zakdoek om je nek draagt (knoop aan de voorzijde) en een stuk vitrage om de hals of het middel.
De gordijnen waarmee de Krabbegatters zich behangen stammen naar verluidt uit de jaren na de oorlog waarin het verbod was een masker te dragen – dus werd er een stuk vitrage voor het gezicht gehangen.