Uit iets vreselijks kan iets moois komen, maar dat is andersom misschien ook zo – de dualiteit in het werk van pianist Joep Beving, die als één van ’s werelds populairste neoklassieke componisten de kracht zoekt in de verbinding.
Foto: Casper Rila
Het had niet veel gescheeld of de wereld had nooit kennis kunnen maken met de muziek van Joep Beving (Doetinchem, 1976). Het immense talent was er altijd al, maar er was een burn-out voor nodig om zijn succes tot – inmiddels – grote hoogten te stuwen. Joep Beving is een van ’s werelds populairste neoklassieke pianisten en componisten. Maar door hem in dat genre te stoppen, doen we hem eigenlijk schromelijk tekort. Sinds zijn debuutalbum Solipsism in 2015 verscheen, wordt zijn muziek een kleine drie miljoen keer per maand gestreamd. In totaal tikt de teller van de boomlange Beving meer dan één miljard streams aan. Hij toerde meermaals de wereld over en zijn concerten, die verkopen steevast uit. Uit zijn Schimmel-piano, die hij ooit van zijn oma kreeg, tovert Beving klanken die het midden houden tussen minimalistische neoklassiek en zwevende ambient. Maar altijd met een eigen, bijna magische Joep Beving-sound. Prachtige, zowel korte als lange composities waar je bij weg kunt dromen. Ontroerend en zuiver ook vooral, vaak met een bepaalde melancholie. Beving wil muziek maken die zijn luisteraars verbindt en troost kan bieden. Niet alleen voor zijn publiek overigens, ook voor hemzelf.
Onlangs lanceerde hij een nieuw album, Vision Of Contentment, waarvoor hij wederom samenwerkte met cellist, componist en producer Maarten Vos. Het album werd gemixt door de Duitse minimalistische alleskunner Nils Frahm. Het overlijden van Mark Brounen, Bevings en Vos’ gemeenschappelijk vriend en tevens Joep’s manager, is het centrale thema. “Een geliefde verliezen die ver voor zijn tijd heengaat, is iets diep tragisch. Toch is het voor ons een ongelooflijke ervaring geweest om te zien hoe iemand het proces van sterven onder de knie krijgt en één is met zijn lot.”
Joep Beving en Maarten Vos. Foto: Max Hartmann
De eloquente Beving – 2.07 meter lang, woeste haardos, dito baard – is in alles een bijzondere verschijning. Hij weegt zijn woorden zorgvuldig en is niet te beroerd om alle emotionele en persoonlijke registers open te gooien. Eigenlijk is hij de perfecte verpersoonlijking van zijn muziek, die bij vlagen krachtig en imposant is, maar tegelijkertijd subtiel, fragiel en licht.
Foto: Casper Rila
Kun je iets vertellen over jouw jeugd?
“Ik had een heel rustige jeugd, ik ben opgegroeid in de Achterhoek en skate-te veel. Op jonge leeftijd, dertien denk ik, ben ik echter een keer behoorlijk in elkaar geslagen. Er gebeurden weleens wat dingen en sowieso als skater, en zeker als grote jongen op een skateboard, was dat voor sommige mensen even wennen. Dat vormt je meteen dan en dat heeft veel impact gehad. Gelukkig ben ik daar goed uitgekomen en voor de rest was het thuis heel veel muziek en harmonie.”
Hoe belangrijk was muziek?
“Muziek was er altijd, ik heb ook heel muzikale ouders. Mijn moeder zat in een koor en mijn vader speelde piano. Ze hadden niet per se een grote kast vol platen, maar via vrienden en school, en ook via het koor van mijn moeder, kwam er thuis van alles binnen waar ik mee aan de slag ging. En er stond een piano thuis, daar ben ik op zeer jonge leeftijd achter gekropen en toen dachten mijn ouders: ja, dat is wel iets wat je volgens mij leuk vindt. Dus ik mocht op jonge leeftijd al op muziekles. Dat heeft wel goed uitgepakt.”
Je zat al op vroege leeftijd in een bandje.
“Twee jongens die ik kende van de muziekschool wilden wel wat meer en ik ook. We vonden een bassist, nog steeds een van mijn beste vrienden, en begonnen een bandje, met mij als toetsenist. Een beetje jammen en zoeken en zelf proberen muziek te schrijven. We speelden vooral covers, maar ook wat jazz. Mijn ouders vonden het heel leuk, dus we mochten de woonkamer gebruiken voor repetities. Het hoogtepunt voor ons als jonkies was het optreden op een jazzfestival in Doetinchem. Dat was een goede leerervaring voor een jonge, zichzelf ontdekkende muzikant. Ben ik goed? Vind ik het leuk? Kan ik wat meer dan ik denk dat ik kan? Wat doet die invloed met me? Continu de nieuwsgierigheid opzoeken en kijken wat je aan kan en wat je interessant vindt. Op een gegeven moment stopte dat en ben ik gestopt met pianospelen.”
Foto: Casper Rila
Waarom?
“Ik was een skater en kocht tijdschriften uit Amerika en zodoende waaide er van alles over, zoals Nirvana. Ik hoorde ze en las erover in zo’n blad. Die muziek trok mij wel aan ja, dat was natuurlijk heel spannend. Maar in grunge zitten geen piano’s, dus dat werd drummen voor mij. In de pauzes op school zat ik in het muzieklokaal om mezelf om te scholen tot drummer.”
Hoe ging dat je af?
“Nou, goed genoeg om in bandjes te spelen, tot grote ergernis van de drumleraar op de muziekschool. Die zei: ‘Blijf jij nou maar gewoon bij de toetsen’. En zo geschiedde.”
Je stond open voor meerdere muziekstromingen?
“Thuis was dat ook zo. Jazz, blues en ook de korale muziek van mijn moeders koor. Voor mij was dat wel een eerste vroege introductie met minimale muziek. Arvo Pärt en Hildegard von Bingen, dat was wel fascinerend. Het is heel fragiel en licht, maar ook heel zwaar. Heel minimaal. Ik moest het leren waarderen, maar het wekte mijn nieuwsgierigheid en het heeft uiteindelijk, denk ik, best een grote invloed gehad op mijn latere keuzes.”
Je gaat in eerste instantie niet de muziek in, het wordt advertising. Weliswaar met een muzikale connectie.
“Ik koos op rationele gronden voor een studie aan de universiteit, want het idee was dat dit een grotere baangarantie zou opleveren. Maar ik heb ook een blauwe maandag het Conservatorium in Enschede erbij gedaan. Dat was niet zo’n succes. Mijn muzikale bagage – en vooral mijn techniek – was dusdanig onder par, dat ik daar heel hard voor moest werken. En ik kreeg er blessures van. Dus die studie heb ik opgegeven. Ik vond mezelf gewoon niet goed genoeg en voelde: ik ga nooit mee kunnen doen met de écht goede mensen. Het stoppen voelde als een soort bevrijding. En het was ook niet een definitief stoppen, het idee was meer: ik laat het even liggen, maar ga het op mijn eigen manier doen. Later zocht ik een vorm waarbij ik de muziek kon integreren in mijn werk. Na mijn studie begon ik in de creatieve sector, zoals dat heet, en vond een baan bij een bedrijf dat muziek produceerde voor reclame en televisie.”
Was je toen al bezig met het creëren van de muziek?
“Nee, in eerste instantie deed ik gewoon sales, later werd dat business development. Ik dacht: ik vind wel een weg om meer de productiekant of de compositiekant op te gaan en op een gegeven moment lukte dat ook wel. Het was een ontzettend leuk bedrijf.”
Speelde je, los van dat werk, toen zelf nog wel?
“Heel weinig. Ik zat nog wel in een band, maar dat moest ik op een gegeven moment stopzetten omdat ik te druk was met werk en met mijn gezin. Ik had wel nog altijd ergens een klein hoekje waar ik probeerde muziek te maken, op dat moment vooral meer elektronische muziek. Maar dat vond ik niet goed genoeg en dat frustreerde mij omdat ik er meer tijd in wilde stoppen.”
Foto: Casper Rila
Die tijd kwam er op een gegeven moment wel. Daar lag alleen wel een burn-out aan ten grondslag.
“Dat was de spark die ik nodig had, gek genoeg. Het kantelpunt. Ik voelde al heel lang dat er iets moest gebeuren en dus zocht ik het een beetje in de muziek. Maar nogmaals: ik had weinig tijd om dat te doen. Toen ik die de burn-out kreeg, was de diagnose of analyse van mijn coach: je doet te veel dingen die alleen maar energie kosten. Je moet dingen gaan doen waar je ook energie van krijgt om die balans te herstellen. En voor mij was dat muziek. Toen ik dat antwoord kreeg, had ik eigenlijk een legitimatie om me niet schuldig te voelen dat ik meer tijd aan muziek maken zou spenderen. Zo moest het ook zijn. Want het moment dat ik die burn-out kreeg, kon ik ook eigenlijk niks meer dan achter de piano zitten. Echte gesprekken voeren was lastig evenals dingen organiseren, verantwoordelijkheid dragen. Achter de piano zitten en een soort van connectie maken, was het enige dat ik kon. Dat voelde fijn en waarachtig, als iets wat ik kon vertrouwen en op dat moment voelde ik mij veilig.”
Jij hebt ooit verteld dat de muziek die jij creëert als het ware tot jou komt.
“Dat is een beetje gestoeld op het idee dat alles al bestaat. Alles is er al, alles bestaat al. Je zou muziek een taal kunnen noemen, maar ook een organisme. Iets met een intrinsieke wil om te bestaan. En wij mensen worden gebruikt om dat te laten gebeuren. Je hebt wel wat skills nodig om dat te kunnen laten gebeuren, denk ik. En je hebt ook wel momenten waarop je zelf de beslissingen neemt, maar heel veel mooie dingen ontstaan doordat het door je heen stroomt. Zodanig dat je achteraf niet meer het moment kunt herinneren waarop dat is ontstaan. Het komt tot je en de muziek dicteert zichzelf bij wijze van spreken. Het enige wat je hoeft te doen is de omstandigheid creëren om het te laten gebeuren en het in zekere zin te herkennen, niet teveel te oordelen en het min of meer de vrije loop laten.”
Is dat is voor jou een natuurlijke manier van muziek maken?
“Ja, niet geforceerd, niet teveel nadenken. Ik voel en luister hoe ik dat moet uiten. Bij sommige stukken is het echt wel puzzelen. Maar dan geef ik het gewoon de tijd en kies ik ervoor om het niet meteen af te willen maken. Het komt weleens voor dat ik een stuk pas maanden later afmaak of dat ik merk dat ik eigenlijk ergens anders heen wil met de creatie. Er zijn ook wel momenten geweest dat ik gewoon ging zitten en dat er meteen iets uitkwam en dat ik echt geen idee had waar dat vandaan kwam. Bijvoorbeeld tijdens die burn-out. Op een ochtend kwam er in één keer een stuk muziek uit, op een manier zoals ik nog nooit eerder had gespeeld of had bedacht. Het kwam op een moment dat ik zelf helemaal niet in staat was om rationeel na te denken en het ging gewoon eigenlijk vanzelf. Dat kwam vooral door niet te oordelen. Dat is makkelijk gezegd, maar het is vooral het rationele loslaten en vertrouwen op wat er door je heen komt en je eigen intuïtie.”
En daarbij is spiritualiteit belangrijk?
“Dat is het zeker. Toen dat net beschreven moment gebeurde – en toen ik mijn eerste plaat maakte – vroeg ik me af hoe dat was ontstaan. En ook uit welke zeer persoonlijke situatie dat was gekomen. Ja, dat roept dan wel allemaal vragen op, zoals: wat is dit eigenlijk? Dus ging ik op onderzoek uit, dat vond ik altijd al interessant. Ik heb altijd een fascinatie gehad voor het zijn, de ontologie [de ‘zijnsleer’] en epistemologie [de tak van de filosofie die zich bezighoudt met kennis]. Want wat is nu eigenlijk kennis? Hoe construeren we ons werkelijkheidsbeeld? En dat stuk muziek was iets wat in één keer ontstond. Het gaf mij een soort uitnodiging om te onderzoeken wat het was, hoe ik dat vorm kon geven, puur om mezelf te verhouden. Natuurlijk met de hoop dat je dat kan vasthouden of dat je het misschien kan kanaliseren en dat vaker kunt creëren.”
Uiteindelijk heb je je eerste album Solipsism in 2015 zelf uitgebracht.
“Ja, dat was een samenloop van heel veel dingen. Ik kreeg allerlei tekens of zo. Te toevallige toevalligheden zeg maar, en ik wilde die verbinden met elkaar. Of misschien waren ze al verbonden met elkaar en kreeg ik het nu pas binnen. Blijkbaar wilde ik iets tastbaars maken, ik wilde een verhaal vertellen. Een onderdeel van mijn burn-out was gewoon een gevoel van eenzaamheid en vervreemding en ik wilde mezelf weer in verbinding stellen. Toen dacht ik: muziek kan misschien vertellen wat ik eigenlijk voel en wat ik eigenlijk wil zeggen, maar waar ik in normale gesprekken niet aan toe kom. Gesprekken die je voert gaan daar namelijk nooit over. Als ik dit maak dan is het uit mijn systeem, was mijn idee.”
Had je wel behoefte aan zulke gesprekken?
“Ja, maar ik wist ook dat ik niet genoeg geoutilleerd was. Ik kon mezelf op zich wel vragen stellen, maar ik zat gewoon heel vast en dat vastzitten werd negatief. Ik had vooral heel veel onbegrip en de manier om daarvan los te komen was muziek. Die plaat, Solipsism, moest er komen. Ik bracht hem zelf uit en speelde het voor honderd vrienden in Amsterdam. Verder dacht ik: ik leg die plaat bij de wijnhandel op de hoek en that’s it. Ik had niet eens het idee om een plaat uit te brengen of er succes mee te boeken. Het was meer iets voor mezelf.”
Was Solipsism voor jou een afsluiting of een startpunt?
“Zoals ik het zag was, het iets dat eruit moest. Daarnaast kon ik ook iets aan mijn kinderen geven. Maar toen ik merkte hoe de reacties waren, kwam het besef dat mij een mogelijkheid werd geboden om het heel serieus te nemen. Tot het punt dat ik besefte: wauw, als ik dit nu goed doe, dan zou het maar zo kunnen dat er een toekomst in zit. Dus daar heb ik wel naar gehandeld toen. Ik dacht ik krijg één kans om mezelf een leven in de muziek te gunnen en dit is die kans, ik grijp hem met beide handen. En als je met volle overgave dat eigen pad gaat bewandelen, dan krijg je hulp. Mensen voelen dat. Het is een andere energie, je trekt dingen aan, mensen herkennen dat en opeens gebeuren er allerlei dingen. Zo belandde Solipsism in de bar van de A&R Manager van Deutsche Grammophon in Berlijn. Hij hoorde het en zo ben ik, als bij een wonder, getekend door dat label. Het had zo moeten zijn denk ik, zoiets verzin je gewoon niet.”
Foto: Casper Rila
Solipsism en daarna Prehension (2017), Conatus (2018), Henosis (2019) Trilogy (2021) en Hermetism (2022) zorgden voor miljoenen streams, meerdere wereldtournees en uitverkochte concerten. Hoe verhoudt je nieuwe album Vision of Contentment zich ten opzichte van jouw eerdere werken? Je werkte voor dit album weer samen met Maarten Vos.
“Vision of Contentment is minder afhankelijk van melodie, het is echt een ‘sound’-plaat. Het is echt een soort van vibe die we hebben neergezet, minder strak in de regeltjes, meer ambient. Dat heeft me altijd wel geïnspireerd. En er zit ook heel veel overlap natuurlijk in de intenties. Delen van eerdere albums nam ik ook weer mee voor deze plaat. Maar Vision of Contentment is meer ambient geworden en daar kozen we ook wel een beetje voor.”
Een centraal thema van het album is het overlijden van jouw vriend en manager Mark Brounen, tevens een vriend van Maarten. Het nummer 2:07 – of zeven over twee – is aan hem opgedragen. Kun je daar iets meer over vertellen?
“De hele plaat is natuurlijk een project van twee vrienden die heel graag willen samenwerken en hun vriendschap willen onderschrijven. Daar kwam natuurlijk de uitzonderlijke situatie bij van Mark. De hele plaat is zodoende eigenlijk een soort van twilight, een schaduwplek tussen licht en het donker, een overgang, maar daar acceptatie en berusting in vinden, dat was heel erg geboren vanuit de manier hoe Mark omging met zijn ziekte en naderende einde. Daar haalden wij ook inspiratie en kracht uit. Van licht naar donker en van donker naar licht, een soort Ouroboros [de mythische slang die in zijn eigen staart bijt en zo een eeuwige cirkel vormt]. Het een kan niet zonder het andere, en het kan ook in elkaar overlopen. Het is daar waar de twee elkaar raken, waar de schoonheid, de nuance, de wrijving en de noodzaak tot alertheid en inzicht zich manifesteert. En dat voel je wel op de plaat, denk ik. Het moment dat we het appje kregen van Hugo, Marks broer, dat hij was overleden, waren we nog wakker. Met die informatie en die energie zijn we toen eigenlijk meteen aan de slag gegaan. Dat verliep eigenlijk heel organisch en resulteerde in dat bijzondere nummer.”
Heb je voor Vision of Contentment geput uit je eigen geluiden en wat je in je hoofd hebt of hart hebt zitten?
“Nou je probeert natuurlijk vooral iets te maken waar je zelf graag naar luistert en dan maak je een soort van mood board van tevoren. Met Maarten heb ik veel gebeld, hij woont in Berlijn. Daarnaast hadden we al twee sessies met elkaar gehad, in Amsterdam en in zijn studio Funkhaus Berlin. Vervolgens is het gewoon aftasten, zoeken en elkaar continu muziek sturen en dan creëer je iets. Uiteindelijk ontstond de plaat pas echt in de week dat we samen in Bilthoven waren, in een huisje van een vriend van mij. Dat was tevens de week van Mark’s dood. We wisten ook wel dat hij toen zou overlijden, dat had hij zelf geregisseerd. Maar wij hadden al gepland dat we daar zouden opnemen. De actualiteit van Mark hing er natuurlijk continu in de lucht en het werk was zodoende ook heel erg uit emotie gedreven. Tegelijkertijd wilden wij ook niet stelselmatig alles afwerken.”
Foto: Casper Rila
Je nieuwe album is “een grote fuck you voor fascisten en angst”. Vertel.
“Nou ja, kijk die schemerzone, het licht en donker waar ik het net over had, en het proberen te begrijpen en verenigen van twee tegengestelden, dat is het streven, het streven naar harmonie en balans. Precies het tegenovergestelde gebeurt nu in de wereld, waarin radicalisering, extremisme, polarisatie en polemiek aan de orde van de dag zijn. We weten allemaal dat liefde het antwoord is en toch zien we dat het de haat is die regeert en dat is niet de toekomst. Ik heb een extreme behoefte tot verbinding en de intentie om zoveel mogelijk mensen een gevoel van herkenning te geven, waardoor ze zich verbonden voelen met iets groters. Het letterlijke geluid, de compositie en de energieke uitwerking ervan is wat voor veel mensen voelt als ja, thuiskomen is wat plat, maar ze kunnen zich ergens in vinden qua geluid. Hoe ik hoop dat het voelt is vergelijkbaar met het moment waarop je een bos binnenwandelt. Je ervaart schoonheid en rust, of het kan je overvallen. Het geeft je een gevoel van sereniteit, maar kan ook beangstigend zijn. Het is ook dat jij je overgeeft aan de donkerte en het accepteert en tegelijkertijd de stilte en rust als iets heel sereens en moois ervaart. Het gaat niet alleen om de muziek. Het gaat om verantwoordelijkheid voelen en nemen in deze tijd. Is het goed genoeg?”
Is die donkerte, even in de breedste zin van het woord, iets wat jij moeilijk vindt?
“Nou, ik verzet me er niet tegen, want ik weet dat het erbij hoort. Het is alleen op het moment dat het jezelf echt treft, zoals Mark met zijn kanker, dan vergt het enorm veel kracht en inspiratie om je daarmee mee te vereenzelvigen, om daar vrede mee te hebben. Het hoort erbij, maar er zit aan die dood ook een mooie kant. We weten hoe er naar de dood wordt gekeken vanuit de westerse visie. In de praktijk heb ik gezien hoe Mark het heeft gedaan en dat het ook heel mooi kan zijn. Die harde werkelijkheid zacht te laten landen, dat maakt het makkelijker. Het is acceptatie en ook wel geloof, geloof in het feit dat het niet per se ophoudt bij sterven, zonder dat religieus te maken. Het is je verbinden aan iets wat niet enkel materieel is.”
De afsluiter van Vision of Contentment is The Boat, een opbeurend stuk. Wilde je per se met die positieve toon het album eindigen?
“Het is een mega cliché, maar na regen komt zonneschijn. Ik denk dat die juxtapositie in bijna al mijn werk naar voren komt; het verenigen van schijnbare tegenstellingen.”
Waar haal jij voldoening uit?
“Dat ik de omstandigheden heb gekregen of heb gecreëerd waarin ik volledig mezelf kan zijn. Dat ik relatief weinig schuld voel en daarmee redelijk stressloos door het leven kan.”
Waarom zou je een schuld moeten voelen?
“Nou ja, omdat je leeft. Omdat je dingen doet waar mensen het niet mee eens zijn, omdat je dingen niet goed genoeg doet, omdat je naar iets onmogelijks streeft. Er zijn zoveel dingen om je schuldig over te voelen. En ik denk: op het moment dat je niet meer door de mand kunt vallen, valt dat weg. Iets proberen te zijn wat je eigenlijk niet bent, dat levert je een schuldgevoel op. Ook omdat je dat uit moet dragen en dan komt je geloofwaardigheid in het geding.”
Foto: Casper Rila
Heb je het gevoel dat je nu voor jezelf je eigen identiteit gevonden hebt, voor zover dat kan?
“Vroeger was ik meer met identiteit bezig en was ik mij er meer bewust van. Maar ik weet niet of het woord identiteit nog geschikt is. Ik heb wel echt het idee dat ik in mijn talent ben gaan staan. Waarbij ik mezelf, hopelijk, niet al te serieus neem, en dat voelt prettig. Bijkomstigheid is dat het me ook vaak niet zoveel kan schelen wat anderen vinden. Daarbij moet ik wel opmerken dat ik mezelf niet heel dapper vind.”
Dat klinkt als een tegenstelling.
“Kijk, het is prettig om jezelf te leren kennen, om op een plek te komen waarbij je jezelf goed genoeg vindt. En als je dat hebt, dan past er een zekere rust bij, stilte. Je hoeft jezelf niet de hele tijd te bewijzen en dat geeft ook een bepaalde kracht, je hebt dan een punt aangekomen eigenlijk waarin je die kracht zou moeten inzetten voor de rest. Want ik voel mij verantwoordelijk voor mijn werk. Omdat ik dingen maak die voor genoeg mensen een zekere relevantie vertegenwoordigt. Maar bij mij rijst altijd de vraag: is het goed genoeg?”
Je zou zeggen van wel. Je trekt volle zalen over de hele wereld.
“Toch blijft dat wel een dingetje af en toe en dat overwin je door het gewoon aan te gaan.”
Vooral ook omdat je het kan.
“Dat is natuurlijk ontzettend de vraag. Ik zal je vertellen dat het echt verschrikkelijk lastig is om jezelf ervan te overtuigen dat datgene wat je doet, goed genoeg is voor de mensen die in de zaal zitten. Je bent natuurlijk altijd heel onzeker en kritisch naar jezelf toe, maar de manier om daarmee om te gaan is te zorgen dat jezelf op een gegeven moment ‘uit’ gaat. Dat doe je door te vertrouwen en ik doe het ook door veel te mediteren, door ook niet alles op mezelf te betrekken en te accepteren dat bepaalde zaken nu eenmaal zo zijn, dat helpt mij. Je kan jezelf enorm druk maken, maar je eigen ratio of eigen ego is je grootste vijand daarin. Je kunt denken dat mensen allemaal heel erg bezig zijn met jou of jouw muziek en hun mening erover, maar dat zijn ze helemaal niet. Tijdens optredens laat ik iets ontstaan. Je creëert een moment waarbij een collectief van mensen incheckt en waar even de tijd stilgezet wordt. Waar het even puur alleen om nu gaat. Het op die manier met elkaar ervaren van de werkelijkheid, daar haal ik veel vertrouwen uit.”
Foto: Casper Rila
Jij zit het liefste ook gewoon tussen je publiek?
“Ja, het liefste zou ik gewoon gelijkvloers zitten met de mensen. Een podium, dat is een fysieke barrière en geeft ook zo’n idee van: oh ja jij bent de artiest en wij zijn het publiek. Maar ik vind het juist heel prettig om dicht bij de mensen te zijn en te proberen om alles los te laten. Om op te gaan in mijn piano en het publiek – en zij in mij en dat alles vervaagt – dat is geweldig. De liefde van het publiek kan ik dan gewoon voelen. Misschien is het wel projectie hoor, maar ik heb het idee dat als ik echt in de muziek zit, ik de opbouwende energie vanuit de zaal terugkrijg.”
Liefde is altijd al een heel belangrijk thema voor je geweest. Hoe kijk jij naar de recente ontwikkeling in de wereld, waarin polarisatie de boventoon voert?
“Ja, dat breekt mijn hart op meer dan dagelijkse basis. Ik voel me geroepen om daar wat aan te doen. Ik benoem dingen tijdens mijn concerten, ik probeer op niet al te expliciete manier boodschappen mee te geven en uitnodigingen te versturen voor verbinding. Uiteindelijk komt alles uit bij liefde. Het gaat over het idee van waarheid, over het idee van schoonheid, over moraliteit. Maar uiteindelijk is het gewoon liefde en we zijn allemaal één. Als jij iemand ziet die je niet kent, kun je toch ervaren dat die persoon en jij één en dezelfde zijn. Zoom je uit en bekijk je het wonder van het leven, dan zie je overal dezelfde patronen en structuren die de wil om te leven laten zien. Maar tegelijkertijd laten we de angst regeren en ons afdwalen van die nuance, van die schoonheid, van het mooie van het leven. Dat is natuurlijk gewoon tergend om dat te zien gebeuren. Dat breekt je hart.”
Meer informatie vind je hier