Ode aan Jules Deelder – Herinneringen aan een stijlicoon

Zijn voorbeelden haalde Jules Deelder uit de jazz, maar zijn garderobe richtte hij geheel naar eigen smaak in. Zo authentiek als deze nachtburgemeester worden ze niet meer gemaakt.

Stijlpastoor
Het is nieuw, glimmend en glibberig
Door Arno Kantelberg
Stijlpastoor
panama hoed
Om door een ringetje te halen
Door Arno Kantelberg

Over de dichter en schrijver Jules Deelder werd wel beweerd dat je hem niet moest lezen, maar horen. Daar valt wat voor te zeggen, maar ik vind dat je hem vooral ook moet zien. Er is de afgelopen halve eeuw niemand geweest die zich autonomer kleedde dan de man die – als enige – twee keer werd gekozen tot Best Geklede Man van Nederland.

Al op de middelbare school in Rotterdam toonde J.A. Deelder zich een snappy dresser in laarsjes van blauw suède. En terwijl de hippies om hem heen de haren ongecontroleerd lieten groeien, puntte hij zijn zwarte, achterovergekamde manen bij met een tondeuse waarop volgens de legende ‘Nur für Hunde’ stond. Hier was een man die volledig zijn eigen koers voer.

Deelder had wel voorbeelden en helden, in de poëzie, de sport (Bep van Klaveren) en de jazz (Charlie Parker), maar zijn garderobe boetseerde hij geheel naar eigen smaak. Hij was een beat poet, maar niet een die zich verstopte in vale spijkerjasjes. In de context van corduroy broeken en builen shag droeg hij fluwelen colberts en zijden sjaals. Op zijn hoofd een stoere fedora, zwart met een lint om de kroon, of een grijze Homburg met de rand gekruld naar boven. Zijn zonnebrillen leek hij van Dame Edna af te kijken (met vlindermontuur!). Zijn monocle droeg hij, hoewel overtuigd republikein, als een Pruisische keizer en zijn nagels lakte hij zwart als een dichtende Dracula. Man, man, man, wat een genot om dat allemaal nog eens terug te kijken.

‘Volgens mij gaat het licht aan als je doodgaat, niet uit.’


Zijn 75e verjaardag vierde hij twee weken voor zijn overlijden groots in de Rotterdamse Doelen. Op het podium droeg hij het nieuwe pak dat hij zich door een Napolitaanse kleermaker had laten aanmeten – gefinancierd met de verkoop van zijn huis aan de Mathenesserlaan (‘Huize Deelder’ kopte de advertentie op Funda). Het zal weinigen zijn opgevallen, maar het was een jasje zonder split. Deelder droeg al van jongsaf aan Italiaanse jasjes, dus met één knoop en zonder split (Engelse jasjes hebben twee splitten, Amerikaanse één split). Niemand draagt tegenwoordig nog jasjes zonder split, zelfs in Italië niet. Maar Deelder was stijlvast tot in het graf. En als je hem vroeg: Wat zou jij doen als je in mijn schoenen stond? Dan antwoordde hij: ‘Nieuwe kopen.’

‘Niemand heeft het eeuwige leven, hoewel ik er in mijn geval aan twijfel’, zei hij ooit. In zijn poëzie was de dood een terugkerend thema, zoals in het 147-regels tellende gedicht ‘De dood’ uit zijn bundel Ruisch, waarin hij met korte regels van vier lettergrepen de dood omschrijft.

De dood is hier
De dood is daar
De dood is ver
De dood is na

Maar hij was geen man die ‘een paar jaar in een ziekenhuis gaat liggen rotten’. Twee dagen duurde zijn ziekbed. Terwijl in zijn kamer de sax van Charlie Parker klonk, ging hij richting eeuwige jachtvelden. Maar hij wist: ‘Volgens mij gaat het licht aan als je doodgaat, niet uit.’

Stijlpastoor
Het is nieuw, glimmend en glibberig
Door Arno Kantelberg
Stijlpastoor
panama hoed
Om door een ringetje te halen
Door Arno Kantelberg