De eerste verschijning van wat je een pak zou kunnen noemen dateert uit de late zeventiende eeuw. De credits hiervoor gaan naar de Engelse koning Charles II, de voorganger (in naam) van de huidige Britse koning.
Door al die zeeslagen met Michiel de Ruyter en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was de Engelse schatkist zo leeg geraakt dat Charles niet veel anders kon dan soberheid propageren. Geen geborduurde jassen, gepoederde pruiken of rijk versierde schoenen meer; aan het Engelse hof ging men voortaan eenvoudig gekleed.
Charles II stelde kledingvoorschriften op: een lange jas, gilet, cravat (de voorloper van de stropdas), pruik, knee breeches (een soort pofbroek tot aan de kuit) en een hoed. Dit was het eerste driedelige pak zoals we dat nu nog kennen, de introductie van het moderne pak.
Het pak werd gemeengoed, gedragen door met name de Britse adel. De legendarische stijlicoon George ‘Beau’ Brummell (1778 – 1840), een goede vriend van de latere koning George IV, speelde een voortrekkersrol in de popularisering van het pak.
In die tijd werd het als modieus gezien wanneer de drie onderdelen van het pak elk van een ander materiaal waren gemaakt: broek van zeemleer, vest van zijde, jas van wol. In de loop van de negentiende eeuw evolueerde het pak naar de vorm die we nu kennen.
De kuitbroek bleef nog tot het begin van de negentiende eeuw. Daarna werden de broeken langer, tot aan de enkels, feitelijk zoals we dat nu nog steeds kennen.
Langzamerhand raakte het pak steeds meer ingeburgerd. De Amerikaanse firma Brooks Brothers, Amerika’s oudste herenkledingzaak, introduceerde rond de vorige eeuwwisseling het eerste confectiepak, hun ’Number One sack suit’,
Er kwamen af en toe wel aanpassingen, maar het basisconcept van het pak is tot op de dag van vandaag hetzelfde gebleven. De opvallendste verandering betrof de introductie van de rits, in het interbellum.
Weetje
Koning Charles II was ook de man die bedacht om de knopen op het rechterpand van het jasje te maken. Zo kon het jasje met de linkerhand geopend worden, en bleef de rechterhand vrij om – zonodig – het zwaard te trekken.