Niemand wil toerist zijn, toch zijn we het allemaal (en dat is oké)

Wat blijkt? Het toeristenbestaan is zo erg nog niet.

Als er één ding is dat tegenwoordig vaak wordt geroepen, dan is het wel ‘reizen als een local‘. Wie wil een land niet ‘op z’n authentiekst’ leren kennen? Men slaapt bij vreemdelingen op de bank onder de noemer couchsurfen, eet achenebbisj street food bij obscure figuren en geeft sommen geld uit om de Mount Everest te beklimmen.

Waarom we zo graag (authentiek) willen reizen is lastig eenduidig te beantwoorden. Reizen is de afgelopen jaren één van de belangrijkste manieren van zelfontplooiing geworden. ‘Jezelf leren kennen’ als reden om te reizen is veelgehoord. Wanneer je in de Australische bush met een lekke band komt te staan, leer je meer over hoe je als persoon reageert op lastige situaties dan wanneer je met een lekke band in België staat (en de ANWB je binnen een uur uit de brand helpt). Daarnaast wordt reizen een soort onderdeel van je identiteit. Wie reist is avontuurlijk, spontaan, flexibel — een hele rats aan positieve persoonlijkheden die we ons allemaal eigen willen maken.

De stijlpastoor als toerist in Albanië

Daarom reizen mensen steeds meer, zo blijkt ook uit cijfers van het NBTC-NIPO. En omdat we steeds vaker reizen, is er onder sommigen van ons de drang om steeds verder te gaan. Zij willen nieuwe dingen ontdekken, andere culturen zien en zich van de massa onderscheiden door niet-toeristische dingen te doen. Voor hen is een frikandel eten op de Costa del Sol tóch niet zo bevredigend als het eten van pittige Ema Dhatsi in een afgelegen dorp in Bhutan. Toerisme brengt associaties met massaliteit, karakterloosheid en slechte smaak en daarom blijven mensen op zoek naar manieren om niet-toeristische dingen te ondernemen. Het moet verder, afgelegener en vooral authentieker.

Wat blijkt: het is onbegonnen werk. Iederéén die reist is toerist. Streven naar een zo niet-toeristische ervaring mogelijk noemt Ruud Welten, auteur van Het ware leven is elders, filosofie van het toerisme in een artikel van het Filosofie Magazine niet alleen ‘weinig kansrijk’, maar ronduit vergeefs:

"Als we over onze eigen vakanties spreken, benadrukken we dat we niet zomaar een plaats bezoeken zonder ons er eerst in te verdiepen. Dat we op onze bestemming de juiste plekjes weten te vinden, waar het landschap en de mensen nog onbedorven zijn. Kortom: dat we geen toeristen zijn. Maar dit is bij uitstek toeristisch. Je zou kunnen zeggen dat de toerist in al zijn anti-toeristische neigingen en statements een freudiaanse verdringing van zichzelf is."

Nu willen we niemand gelijk een halt toeroepen in het reizen (of zullen we het dan maar gewoon ’toerist zijn’ noemen?), want het heeft een boel voordelen. Je wordt er simpelweg gewoon gelukkiger van. Het zou stom zijn om dat op te geven.

Thailand: één van de populairste toeristische bestemmingen ter wereld?

Maar die drang om de meest authentieke, ‘pure’, lokale ervaringen te beleven is achterhaald. Toeristen zijn óveral, je bent geen uniek sneeuwvlokje wanneer je de eerdergenoemde Ema Dhatsi in een afgelegen dorp in Bhutan opeet. Er zijn vast al toeristen voor je geweest die diezelfde ervaring hebben gehad én je hoeft niet naar de meest afgelegen plekken af te reizen om een goede ervaring te beleven.

Ons advies? Own het toerist-zijn. Stop met het zoeken naar niet-toeristische ervaringen – dat is onbegonnen werk, want alles wat je op reis doet is bij uitstek toeristisch. Zoek daarentegen het geluk in het toeristenbestaan. Neem bijvoorbeeld Kroatië, dat afgelopen zomer door toeristen werd overspoeld, maar desondanks een perfect vakantieland is.

Teva’s zijn immers hartstikke comfortabel, het is tof om sommige momenten met een camera vast te leggen en een Lonely Planet kan heus goed van pas komen. Of je nu naar de Costa del Sol in Spanje of naar Bhutan afreist, zolang je het zelf accepteert én er van geniet, is toerist zijn zo erg nog niet.