De tentoonstelling, die deze week opende in de Cinémathèque Française in Parijs en later dit jaar in het Design Museum in Londen te zien zal zijn, bevat meer dan vijfhonderd objecten. Voor de liefhebbers een feest van herkenning: het roze Grand Budapest Hotel-model, de sardineblauwe duikerspakken uit The Life Aquatic, de iconische bontjas van Gwyneth Paltrow in The Royal Tenenbaums. Stuk voor stuk objecten die de Anderson-esthetiek definiëren: retro, symmetrisch en pastelkleurig. Maar wie denkt dat Anderson slechts een stijltje hanteert, vergist zich.
Johanna Agerman Ross, curator bij het Design Museum, vertelt in The New York Times dat Andersons obsessie met het creatieve proces minstens zo bepalend is als zijn beeldtaal. Zijn rekwisieten zijn geen accessoires, maar volwaardige kunstwerken die tot op de millimeter zijn doordacht. Neem Boy With Apple, het neorenaissance-schilderij uit The Grand Budapest Hotel, of de martini-automaat uit Asteroid City: geen detail wordt aan het toeval overgelaten.
Dat oog voor detail is prachtig te zien in de vitrine vol notitieboekjes waarin Anderson in keurige blokletters zijn ideeën noteerde. Of de geanimeerde storyboards waarin hij niet alleen elke scène uittekent, maar ook zijn eigen stem inspreekt om de acteurs de perfecte intonatie te geven. Sinds Fantastic Mr. Fox (2008) werkt hij standaard op deze manier.
Voor die film revolutionaliseerde hij bovendien de stop-motion wereld. Modelmaker Andy Gent, die aan zeven Anderson-films meewerkte, herinnert zich hoe de regisseur per se echte dierlijke haren op de poppen wilde, ondanks het ongecontroleerde effect van zichtbare vibratie van de vacht op beeld. Het perfectionisme reikte tot de kleinste snorhaar. Tegelijkertijd geeft Anderson zijn team veel creatieve vrijheid. Zijn eerste briefing voor Isle of Dogs (2018) luidde: “Sculpt some dogs!” Pas daarna begon het schaven.
Deze 8 hotels lijken zo uit een Wes Anderson-film te komen.
De ster van de expositie? Het schaalmodel van het Grand Budapest Hotel. Toen Simon Weisse, hoofd modelbouw, de eerste kleurstalen kreeg—felroze en donkerroze—dacht Weisse dat er een fout was gemaakt. Maar Anderson had gesproken, en zoals altijd had hij gelijk. Want wat aanvankelijk excentriek leek, bleek perfect in de filmwereld te passen.
Wes Anderson, La Cinémathèque Française, 51 Rue de Bercy, Parijs – nog tot 27 juli