In Engeland noemen ze zo’n winterjas als je hierboven ziet een Crombie. In Nederland gebruiken we de term mantel: een lange wollen jas tot over de knieën, met een revers waarvan de punt omhoog wijst (in het Engels: peak lapel).
De revers van die jas laat een smalle V-ruimte open onder je nek, waar je op frisse winterdagen je sjaal knus in kunt stoppen. Soms zie je zo’n jas met een revers van fluweel of zelfs van bont. Zo’n jas noemen we een Chesterfield.
Nog even terug naar de term Crombie. De Crombies was een Schotse familie uit Aberdeen met een weverij. Rond 1880 startte de firma met het produceren van kleding onder eigen naam, J&J Crombie Ltd.
Een model jas werd specifiek ontworpen voor de Russische koninklijke familie. Die ‘Crombie’ werd populair onder aristocraten, edellieden en onder Britse officieren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Die jas werd de basis voor wat we nu kennen als de klassieke overjas.
De eigenschappen van je mantel
Op heuphoogte bevinden zich bij de klassieke winterjas diepe zakken die meestal recht zijn ingezet, met flappen. Soms zijn de zakken schuin ingezet, zodat je je handen er makkelijker in kan steken, maar dan hebben die zakken geen flappen.
In het geval van rechte zakken bevindt zich boven de rechterzak soms een ticket pocket, soms extra change pocket of cash pocket genoemd.
Het ontstaan van de ticket pocket loopt parallel aan de opkomst van het treinverkeer. Mannen die met de trein reisden, dienden een opbergplek te hebben voor hun treinkaartje – in die dagen waren dat langwerpige, kartonnen kaartjes waar de conducteur nog een ouderwets gaatje in knipte.
De Crombie heeft aan de achterkant een split, oorspronkelijk zodat je ermee op je paard kon zitten. Later bleek de split ook functioneel voor autorijders, maar de autoverwarming heeft het dragen van een overjas overbodig gemaakt.
Tip
Kijk in het label van je overjas: waar is die van gemaakt? In het algemeen geldt: hoe natuurlijker het materiaal (wol, kasjmier, angora), hoe warmer de jas.