Het was 1981 en de maand september was nog een beetje aan het nagloeien van de zomer. Op het grote plein in het kleine dorp was een tent opgetuigd waarin de jaarmarkt feestelijk zou worden afgesloten met muziek.
Voor die afsluiting was een band gestrikt die op het moment van contracteren nog vrij onbekend was, maar op die septemberavond een bomvolle zaal trok.
Tussen het moment van contracteren en optreden was door radio-dj Frits Spits namelijk het nummer 32 Jaar opgepikt van deze band. Dat nummer heette in eerste instantie Sinds 1 dag of 2, naar de openingszin van het liedje (“Sinds een dag of twee / vlinders in mijn hoofd / Sinds een dag of twee / aangenaam verdoofd”), maar Frits Spits achtte 32 Jaar een betere titel.
Daar had de radio-dj wel gelijk in. Het werd een joekel van een hit, en het begin van Doe Maar-mania kondigde zich die avond in september al aan.
De tent barste die avond uit zijn voegen en ik schreeuwde de longen uit mijn twaalfjarige lijf.
De aandacht van de meeste bezoekers ging uit naar de zanger van dienst, die namens de band het contact met het publiek op zich nam. Hoewel Henny Vrienten altijd heeft beweerd de luwte boven de aandacht te verkiezen, ging die podium-présence hem moeiteloos af (ik herinner me een verhaal over masturberen en de bom die ging vallen) – een natuurlijk charisma.
Doe Maar speelde die avond in het Brabantse Gemert nummers van hun laatste album, getiteld Skunk. Die titel was een samentrekking van Ska en Punk, al heb ik die laatste muziekstroming nooit echt kunnen herkennen op het album dat ik nog altijd met enige regelmaat op de platenspeler leg. En dan valt toch vooral de melodieuze kracht op rond de baslijntjes vol reggae en ska van Henny Vrienten.
Misschien ligt het aan mij, want ik vind het door gitarist Jan Hendriks geschreven, instrumentale Bella Donna het mooiste nummer van Skunk. Al zijn Smoorverliefd en met name Nederwiet (geschreven en vertolkt door de altijd aanstekelijke Joost Belinfante) natuurlijk de bekendere nummers.
Zweetbandjes om de pols en in het haar, afgeknipte mouwtjes, opgerolde pijpjes boven afgetrapte basketbalschoenen, oogpotloodje…, ik vond Henny Vrienten die avond een onmetelijk coole gozer. En dat haar natuurlijk hè: geblondeerde haren in een iets wat het midden hield tussen de kuif van James Dean en Herman Brood.
De andere bandleden – Ernst Jansz, Jan Hendriks, drummer Carel Copier – waren eigenlijk nog hippies. Henny Vrienten was twee jaar na de oprichting van Doe Maar in 1978 bij de band gekomen (hij verving Piet Dekker). De band leek voor Vrientens komst een beetje richtingsloos, maar Henny gaf Doe Maar een duwtje in de goede richting, zowel in muzikale als stijlvolle zin. Al snel zag je met name Ernst Jansz, een ongelooflijke mooie jongen met ravenzwart haart, zijn stijl parallelliseren aan die van Henny Vrienten.
Van mijn – oudere – broer kreeg ik een jaar later het album Doris day en andere stukken cadeau voor mijn dertiende verjaardag. Dat album was toen al enkele maanden uit, dus ik kon een aantal nummers al helemaal mee zingen.
Een daarvan was het door Ernst Jansz geschreven Belle Hélène, het nummer dat ik tijdens dat optreden in de Gemertse tent voor het eerst had gehoord, en waarvan ik zeker wist dat er ‘Oeh Madeleine’ werd gezongen in plaats van ‘Oeh belle Hélène’. Ach, wat een heerlijke onschuld, soms kun je daar enorm naar terug verlangen.
Hoe het Doe Maar vervolgens verging, dat is een van de bekendste verhalen uit de Nederlandse popgeschiedenis. Ze werden ridicuul populair, met Beatles-achtige effecten: flauwvallende meisjes, uitzinnige menigtes – een hysterie die als on-Nederlands werd omschreven.
Dat werd allemaal een beetje te gek. De afstand in leeftijd tussen de bandleden, die halverwege de dertig waren, en de wel erg jonge fans begon ook te wringen. Dat voelde toch wat raar, bakvisjes van tien, elf jaar die luidkeels mee zongen met De eerste X (“Ik bloosde, maar nam haar toch mee naar huis / En daar trok ze al haar kleren uit”).
Ik heb nog ooit de live-cd Lijf aan lijf gekocht, uit 1983. Ik herinner me daarvan eigenlijk alleen maar een hoop gegil. Meisjes die meejoelden met teksten die mijlenver van hen af moet hebben gestaan (“Heroïne godverdomme / Heroïne is een vloek”).
In 1984 hielden ze het voor gezien, met een afscheidsconcert in de Brabanthallen in Den Bosch. Henny Vrienten bouwde daarna verder aan een indrukwekkend muzikaal oeuvre. Al in datzelfde jaar, 1984, bracht hij het solo-album Geen ballade uit, met het titelnummer als onovertroffen klassieker. Maar toch, als je dan weer het intro hoort van Pa, de laatste nummer 1-hit van Doe Maar (uit 1983), geschreven door Henny Vrienten, dan wordt je muzikale verlangen vervult met heimwee.
Vrienten ontving in 1996 een Zilveren Harp voor zijn filmmuziek. En rapper Winne hield het in 2011 niet droog toen Vrienten voor hem zong in het tv-programma Ali B. over de vloer, een vermakelijke voetnoot in een muzikantenbestaan vol hoogtepunten.
Hij nam afscheid van de mouwloze T-shirts, maar wist zich altijd op een nonchalante manier stijlvol te presenteren. Pochetje in het borstzakje. En dat haar hè, altijd nog dat jaloersmakende haar.
Er kwam uiteindelijk ook de langverwachte reünie van Doe Maar op het podium. En weer verkochten de zalen moeiteloos uit.
Voor vorig najaar stond een afscheidstournee gepland. Vanwege de ziekte van Henny Vrienten verdween die van de agenda (ik had een bezoek gepland aan het optreden in het Utrechtse Tivoli). Die afscheidstournee gaat er niet meer komen. Vandaag, 25 april van 2022, kwam het bericht dat Henny Vrienten na een ziekbed is overleden.