Voetbal – Socrates (Brazilië, 1954)
Sócrates beschouwde Che Guevara en John Lennon als zijn helden, evenals Thomas Hobbes en Machiavelli (die hij prefereerde boven de filosoof naar wie hij vernoemd was) en hij was een hartstochtelijk voorvechter van democratie in een tijd dat Brazilië onder de knoet van een door de VS gesteunde militaire dictatuur zuchtte. Dus droeg zijn Corinthians-team geen sponsorlogo op de borst, maar de term Democracia.
Sócrates was het hart en de hersenen van het beste Braziliaanse team dat nooit wereldkampioen werd. Het werd op het WK van 1982 in de halve finale uitgeschakeld door Italië. En daar had Sócrates dan de drank en de sigaretten voor opgegeven!
Tennis – John McEnroe (VS, 1959)
De enige echte bad boy van het internationale tennis was weliswaar een heethoofd (met daaromheen een zweetband), maar wel een die zeven grandslamtitels wist te winnen, waaronder drie keer Wimbledon.
Worstelen – Alexander Karelin (Rusland, 1967)
De grootste Grieks-Romeins worstelaar aller tijden verzamelde evenveel bijnamen als Olympische titels (goud in 1988, 1992 en 1996; zilver in 2000): de Russische Beer, Alexander de Grote, de Russische King Kong en Het Experiment Karelin.
Hij introduceerde de Karelin-lift, een actie waarbij hij zijn, vaak meer dan honderd kilo wegende, zwaar tegenstribbelende tegenstanders optilde en hard achterwaarts tegen de mat smeet. Op drie achtereenvolgende Olympische Spelen droeg hij de vlag van zijn land.
Autoracing – Mario Andretti (VS, 1940)
De enige coureur die zowel de Formule 1 als de Indy 500 en Daytona 500 wist te winnen. Eigenlijk won hij zo’n beetje alles wat je met een auto op vier wielen kunt winnen.
Basketbal – Julius Erving (VS, 1950)
Julius ‘Dr J’ Erving revolutionaliseerde het basketbal als de meest gracieuze springveer aller tijden. The Doctor was in staat om hangend in de lucht van gedachten te veranderen en op een geheel andere wijze (bijvoorbeeld achterover dunkend) te scoren dan hij in eerste instantie van plan leek.
Voetbal – Andrea Pirlo (Italië, 1970)
De man die L’architetto genoemd wed, oogde als een moderne messias – teamgenoten de weg wijzend, waarna hij de pass verzond die je eigenlijk niet had zien aankomen, maar tegelijkertijd volkomen logisch leek. Pirlo won de Champions League met AC Milan (tweemaal) en het Wereldkampioenschap met Italië (2006)
Rugby – Serge Blanco (Frankrijk, 1958)
Zoon van een Venezolaanse vader en een Baskische moeder, maar opgegroeid aan de Golf van Biskaje, waar hij maar liefst achttien jaar lang uitkwam voor Biarritz Olympiade.
Blanco was een stijlvolle atleet, avontuurlijk en atletisch; het record van de meeste tries in het Franse team staat nog altijd op zijn naam. Niet gering voor een kettingroker.
American football – Joe Namath (VS, 1943)
Quarterback Joe Namath leidde de New York Jets in 1969 naar hun eerste en enige Super Bowl-kampioenschap. Buiten het veld stond ‘Broadway Joe’ bekend om zijn bontjassen en verkeringen, met onder anderen seksbom Mamie Van Doren, Charlie’s Angel Farah Fawcett en – oef! – actrice Raquel Welch.
Zwemmen – Aleksandr Popov (Rusland, 1971)
Popov begon zijn carrière met de rugslag, maar was in de jaren negentig onverslaanbaar op de vrije slag. Hij won zowel in 1992 als in 1996 olympisch goud op de vijftig en honderd meter vrije slag. Terwijl andere zwemmers zich in zogenaamde haaienpakken hulden, bleef Popov zijn zwembroek trouw.
EXTRA: Coolste Coach
Voetbal – Zdenek Zeman (Tsjechië 1947)
Sommigen worden geboren als voetballer, anderen als voetbalcoach. Zdenek Zeman coachte een lijst teams (vooral in Italië) die langer is dan het haar van Jan Vayne. Al die teams liet hij spectaculair aanvallend voetbal spelen, gebaseerd op het totaalvoetbal van Oranje in 1974 (en op zijn eigen ervaringen als handballer!).
Met het nietige Foggia klom hij in twee jaar tijd op van de Serie C naar de Serie A. In interviews neemt Zeman nooit een blad voor de mond, een mond waar overigens vrijwel altijd een sigaret uit steekt.