De Engelsen noemen het bespoke, de Italianen su misura, de Fransen sur mesure en wij Nederlanders spreken van maatkleding. Het verschil tussen een maatpak en een confectiepak: een maatpak is met de hand gesneden en ingeregen. Dat levert kleding op die uniek is en van uitmuntende kwaliteit. Maar waaraan herken je zo’n maatpak?
1. Rollende revers
De revers ligt niet plat op je borst, er zit een lichte, zachte rol in de spiegel (de vouw). De stof rolt als het ware over die vouw, daar komt de term vandaan. De rol begint daar waar de onderste punt van je revers het jasje ontmoet. Ligt die revers er keihard gevouwen bij, dan weet je dat je te maken hebt met een geplakt pak. Bij een dergelijk pak plakt een machine op zo’n tweehonderd graden de binnenste voering aan de buitenste stoflaag van je jasje. Dat is een efficiënte manier om een jasje stevigheid te verschaffen, maar het wordt er ook een beetje stug van, een pak zonder souplesse.
2. Hoge schouders
De bovenkant van je mouw eindigt hoger dan de schouder van je jasje. Het lijkt een beetje alsof een onzichtbaar touwtje de mouw omhoog tilt, reden waarom de Engelsen dit een roped shoulder noemen.
3. Afgestemde patronen
De richting en de hoek van het patroon vloeit moeiteloos in elkaar over bij elke naad. Zoiets vraagt een extra inspanning, meer metingen en zo’n vijftien procent meer stof. Duurder dus.
4. Kissing buttons
Elke knoop op je mouw overlapt lichtjes de andere knoop. Was voorheen moeilijk om in de fabriek te produceren, en werd daarom gezien als een vignet van maatwerk. Tegenwoordig kan het ook fabrieksmatig. Let daarom op het volgende punt.
5. Open knoopsgaten op de mouw
Knoopsgaten op de mouw hebben wel degelijk een functie: het voorkomt dat je je neus afveegt met de mouw van je jasje. Dat is ook precies de reden waarom de Pruisische Frederik de Grote ze ooit verplichtte voor zijn manschappen. Die gingen daarop de mouwen van hun overhemd als snotlap gebruiken. Tegenwoordig schijnen er machines te zijn die de knoopsgaten ook geopend kunnen leveren, maar het blijft een kenmerk van handwerk. Dat de knoopsgaten op je mouw open kunnen, kwam in vroegere tijden goed van pas als de mouwen opgerold moesten worden, bijvoorbeeld bij een duel, of simpelweg als de handen gewassen moesten worden.
6. Napolitaanse schouders
Er zit geen vulling in de schouders, waardoor het voelt als de schouders van een overhemd (technisch wordt het ook verwerkt als bij een overhemd – vandaar de Italiaanse benaming spalla camicia, overhemdsschouder). Bij de mouwinzet, de overgang van arm naar schouder, plooit de stof lichtjes, daar herken je die Napolitaanse schouder aan. Dat effect wordt gecreëerd door een mouw die aan de bovenzijde wijder is dan de schouder waaraan het moet worden genaaid – een handwerkje waaraan je de ambachtsman herkent; een machine kan dit niet.
7. De prijs (1)
Daar zou je zomaar eens van kunnen schrikken. Een exacte prijs is niet te geven, omdat de prijs van je pak wordt bepaald door de arbeidsuren die erin zitten, maar ga sowieso uit van een bedrag met vier cijfers. In één pak zitten vele handelingen, dus het aantal uren kan behoorlijk oplopen. Er komen meestal ook meerdere fittings bij kijken, je redt het niet met één bezoek.
8. De prijs (2)
Behalve door het aantal arbeidsuren, wordt de prijs van een maatpak bepaald door het aantal lagen waaruit het wordt opgebouwd (met name ook het binnenwerk); en de kwaliteit van de buitenstof, met name de dikte en lengte van de gebruikte draad (hoe dunner, hoe zachter). Het type schaap speelt ook een rol. Zit er een krul in de draad? Dan is de wol vervuild. Als er ‘Super 100’ in een pak staat, betekent het dat een kilo van deze draad een lengte heeft van 100 kilometer. De draad van een Super 150-pak is dus helemaal dun, die van Super 200 is nog dunner. Voordat jij er je spaarcenten aan uitgeeft, wel een kleine waarschuwing: hoe dunner, hoe zachter, maar ook hoe fragieler – een Super 100-pak is prima voor het Nederlandse klimaat, het is minder duur dan een Super 200-pak en het gaat langer mee.
Extra weetje
De Italiaan heeft drie (hoornen) knoopjes op de mouw; de Engelsman vier.