De wereldberoemde panamahoed komt niet uit Panama, maar uit Ecuador. Dat is misschien even schrikken, maar het is wel waar.
De Inca’s bedachten in de zestiende eeuw (sommige bronnen dateren het een eeuw later) een hoofddeksel van palmbladeren om zich te beschermen tegen de felle zon. Dat hoofddeksel werd paja toquilla genoemd, naar de toquillapalm die de bladeren leverde waarvan de hoed gemaakt werd.
Nog altijd worden panamahoeden van palmbladeren gemaakt, en ook nog altijd met de hand. De bladeren worden eerst in strengen gestript en vervolgens geweven. Daarna wordt de hoed egaal en soepel ‘geslagen’, gewassen in regenwater en in vorm gestreken.
Als laatste worden de losse eindjes stro aan de rand netjes afgetopt. In duurdere versies wordt de hoedrand meegeweven; in goedkopere versies wordt de rand geweven en vastgenaaid.
Deze zomerhoed is ook van stro.
De fijnst geweven en dus duurste exemplaren worden Montecristis genoemd, naar de kustplaats Montecristi in Ecuador, het hart van de panamahoedenindustrie. Zo’n zogenaamde superfino hoed is dermate fijn geweven dat een opgerold exemplaar door een trouwring kan worden gehaald (een alternatieve test: de hoed moet zo ‘dicht’ geweven zijn dat het water kan vasthouden). Naar verluidt zijn er in Ecuador nog maar enkele wevers die zo’n Superfino kunnen maken.
De kleur van de panamahoed is blank met meestal een zwarte band. Er zijn ook witte hoeden, vaak een stuk goedkoper, rechtstreeks uit China. In Londen kun je ze nog met de hand laten maken door Lock & Co Hatters (reken op een prijs van rond de duizend euro), maar de beste exemplaren komen nog altijd uit Ecuador.
Hoe draag ik mijn panama?
Niet in de winter, zou ik zeggen, het is tenslotte een hoed van stro. De panamahoed is een typische zomeraccessoire, een die je hersens koel houdt, een vederlichte hoed voor denkers.
De grotere exemplaren zijn voor de flamboyanten onder ons. Als de baret een vraagteken is, dan is de Panamahoed een uitroepteken; een nat washandje in het gezicht van minimalisten, een onvervalste manifestatie van joie de vivre. Het is dus geen hoed voor de twijfelaar, maar voor de uitgesproken, zelfverzekerde man.
Let er wel op waar je de hoed mee combineert. Als je dat doet, zoals Beau van Erven Dorens weleens heeft gepoogd, met een roze pak en snakeskin cowboylaarzen, dan ga je niet één brug te ver, maar een hele Afsluitdijk. Hou het bij een zomerjasje en een linnen broek, de voeten verpakt in loafers.