Het verhaal is zó simpel, dat het met vlagen zelfs lachwekkend is. Het plot in drie zinnen: het leven op de fictieve planeet Pandora verloopt supergoed totdat de vijand komt en het leven in een hel verandert. Na de nodige tegenslagen weten de good guys de bad guys gelukkig te verslaan, maar wat blijkt aan het einde van de ruim drie uur durende film? Spoiler Alert hieronder:
De opperslechterik is toch niet dood. Hoe dat afloopt, zien we in het vervolg. De gemiddelde strip op de achterkant van de Donald Duck maakt meer indruk dan Avatar: The Way of Water.
Slecht verhaal, toch goed
Een matig verhaal hoeft een film daarentegen niet slecht te maken. In de John Wick-franchise ontbreekt het min of meer aan een verhaal, maar toch worden de films met Keanu Reeves in de hoofdrol door menig filmliefhebber positief gewaardeerd. Iets dat vooral te danken is aan de hoge productiewaarde en indrukwekkende cinematografie. Hetzelfde geldt voor de tweede Avatar. De animatie is van het allerhoogste niveau en maakt opnieuw veel indruk.
Toch verrast de film minder dan de eerste film. Waar Pandora, de sprookjesachtige planeet die bewoond wordt door de gigantische blauwe Na’vi’s, in 2009 nog volledig nieuw was, weet je nu exact wat je gaat krijgen: de Droomvlucht op een groot scherm. Prachtig, indrukwekkend en nóg realistischer geanimeerd dan het eerste deel, maar niks nieuws onder de zon. Het enige verschil met het origineel is dat het verhaal zich voor een groot deel – zoals de titel al doet vermoeden – in en onder water afspeelt.
Een flinterdun verhaal kan prima gedragen worden door indrukwekkende cinematografie. Een natuurfilm voor volwassenen kijk je immers ook niet voor de verhaallijn en Avatar mag je gerust als animation porn bestempelen. Het zijn helaas de ondraaglijke clichés die, naast het kinderlijke verhaal, van Avatar: The Way of Water een nachtelijke McDonalds maaltijd maken: je kijkt er reikhalzend naar uit, maar nadat je de laatste hap hebt genomen voelt het alsof je heel lang wil douchen.
(Lees verder onder de afbeelding)
Clichés en leentjebuur
Elke scène is letterlijk een aaneenschakeling van clichés en emotionele succesnummers. Van de eervolle vader die z’n gezin wil beschermen tot de outsider die door niemand wordt geloofd, maar toch niet zo gek blijkt. Cameron heeft niet eens z’n best gedaan om een andere wereld te creëren. Hij heeft letterlijk alle menselijke gedraging in een soepketel gegooid, wat plukken uit de geschiedenis van de inheemse stammen toegevoegd en het goedje aangemengd met blauwe verf.
Het verhaal en de (emotionele) clichés zijn tot daar aan toe, want het is jatwerk dat Cameron parten speelt. Avatar: The Way of Water zit ramvol met filmelementen die overduidelijk geleend zijn uit andere blockbusters. Je hoeft geen filmkenner te zijn om ze te herkennen. Van Jurassic Park tot Jaws, Free Willy, Jungle Book, How To Train Your Dragon en zijn eigen Titanic: ze komen allemaal voorbij. En dan zijn er nog de tientallen plot loopholes. Het is bijna een kunst hoe je als productieteam zoveel vraagtekens in een verhaallijn kunt negeren.
Avatar: The Way of Water is met een productiebudget van 250 miljoen euro een van de duurste films ooit geproduceerd. Wellicht heeft Cameron iets teveel geleund op de prachtige productiewaarde van de film en heeft hij al het andere op een tweede plek gezet. Als dat zo is, had hij beter een geanimeerde scifi-docu van anderhalf uur kunt afleveren. Dan hadden we collectief kunnen genieten van de prachtig geanimeerde onderwaterwereld, zonder ons te hoeven ergeren aan clichés.
Cameron heeft overigens al aangegeven dat het volgende deel mogelijk in een wereld vol vuur zal gaan afspelen en de ‘donkere kant’ van de Na’vi’s zal laten zien. Je verwacht het niet.