1// Je hebt een eigen stoel.
2// Waar je soms in slaapt.
3// De keuze van een nieuwe auto wordt ingegeven door de mate van zuinigheid van de motor.
4// Je wordt op zaterdag al om acht uur wakker.
5// Acht uur ’s ochtends, hè.
6// Je kijkt het weerbericht op tv helemaal tot het einde.
7// Je eet pap als ontbijt.
8// Je snapt niet waar alle drukte om is.
9// Als je in de winkel een mooie trui vindt, koop je er meteen drie.
10// Er is niks mis met je boor, maar je wilt eigenlijk toch liever een nog betere.
11// Je kent de vierkantemeterprijs van woningen in jouw wijk.
12// Je luistert het liefst naar Radio 2.
13// Je hebt het drukker met het haar in je neus en in je oren dan op je hoofd.
14// Je kiest in restaurants het kaasplankje als dessert.
15// Je brengt best veel tijd door in de schuur.
16// Je checkt af en toe de thermostaat.
17// Als het NOS Journaal begint, moet iedereen in huis stil zijn.
18// Je gaat steeds vaker al voor tienen naar bed.
19// Je controleert of alle deuren op slot zijn als je naar bed gaat.
20// Je rekent bedragen in je hoofd om in guldens.
21// Je vindt lijstjes een beetje kinderachtig.