1. Arthur Ashe (Richmond, 1943 – 1993)
Arthur Ashe won in 1968 de finale van de US Open van Tom Okker, met wie hij overigens vaak dubbelde (het hoofdstadion van Flushing Meadow is tegenwoordig naar Ashe vernoemd). Hij won ook nog de Australian Open en Wimbledon (in 1975, het jaar dat hij de nummer één van de wereld was), maar op Roland Garros kwam hij nooit verder dan de kwartfinale.
Ashe, een speler die bekend stond om zijn sportiviteit en zijn stijlgevoel, was de drijvende kracht achter de oprichting van de ATP, de bond van professionele tennisspelers. Hij was actief in de anti-apartheidsbeweging (Zuid-Afrika verbood hem ooit deel te nemen aan het toernooi aldaar) en andere burgerrechtenorganisaties. In 1993 overleed overleed Arthur Ashe aan AIDS, nadat hij tijdens een hartoperatie met HIV besmet bloed was geïnjecteerd.
2. Gottfried Von Cramm (Söhlde, 1909 – 1976)
Deze Duitse baron won twee keer het toernooi van Roland Garros, maar nooit dat van de All England Lawn Tennis and Croquet Club op Wimbledon. Von Cramm bereikte er wel drie keer de finale, maar juist toen hij in de beste vorm van zijn leven was, mocht hij niet deelnemen aan Wimbledon.
In het jaar waarin Gottfried Von Cramm de nummer één van de wereld was, 1938, werd hij door het Nazi-regime veroordeeld en gevangen gezet voor homoseksualiteit. Omdat de baron zich had uitgesproken tegen het Nazi-regime, werd getracht hem middels die veroordeling in diskrediet te brengen.
De baron vluchtte naar Zweden, maar meldde zich in 1939 toch bij het Duitse leger om te vechten aan het Oostfront.
Von Cramm trouwde twee keer – zijn tweede huwelijk (van 1955 tot 1959) was met de Amerikaanse Barbara Woolworth – Hutton, erfgename van het Woolworth-winkelimperium. In 1976 kwamen Von Cramm en zijn chauffeur om bij een auto-ongeluk in Caïro. Wat een leven!
3. Guillermo Vilas (Buenos Aires, 1952)
Deze Argentijnse mooie jongen won drie keer de Open Nederlandse kampioenschappen; in 1974 en 1975 op het Melkhuisje, in 1982 in Rotterdam (in de finale tegen Jimmy Connors). Vilas wist drie Grand Slam-tournooien op zijn naam te brengen, maar op het gras van Wimbledon was de kwartfinale het hoogst haalbare (de US Open die hij in 1977 won werd dat jaar voor het laatst op gravel gespeeld).
Guillermo Vilas, inmiddels 69, heeft meerdere dichtbundels op zijn naam staan.
4. Björn Borg (Stockholm, 1956)
De blonde manen, de haarband, die Scandinavische oogopslag en bijna bedeesde manier van tennissen met de dubbelhandige backhand; de Zweed Björn Borg is de ultieme Daddy Cool van het tennis uit de jaren zeventig. De merken waarmee (Donnay) en waarin hij speelde (Slazenger, Adidas en vooral de strepen van Fila) hebben dankzij hem een iconische status gekregen.
Vanaf 1976 won Borg vijf keer op rij het toernooi van Wimbledon. Hij won ook nog zes keer in Parijs, maar bij de US Open haalde hij weliswaar vier keer de finale, maar wist die nooit te winnen.
5. Fred Perry (Stockport, 1909 – 1995)
De geboren Engelsman, zoon van een kamerlid van de Labourpartij, kon zich moeilijk schikken naar het klassebewuste tennismilieu in Engeland. Perry liet zich uiteindelijk naturaliseren tot Amerikaan, maar dat was nadat hij elk van de vier Grand Slam-toernooien in ieder geval één keer had gewonnen. Wimbledon wist hij zelfs drie keer winnend af te sluiten.
Perry was een ladies man die fotomodellen en filmactrices voor zich wist te winnen, onder wie de ravissante Marlène Dietrich. Maar wij herinneren hem ons vooral omdat hij naamgever is van het kledingmerk Fred Perry. De mods en de skinheads zouden de polo’s van Fred Perry adopteren als onderdeel van hun uniform, en tot op de dag van vandaag ontfermen andere subculturen zich over het shirt met het lauwerkrans-logo.
Fred Perry overleed in Melbourne, maar zijn as werd uitgestrooid over Wimbledon. Vlak voor zijn overlijden onthulde de Wimbledon-organisatie een standbeeld van Perry op het terrein van de All England Lawn Tennis and Croquet Club.
Doe maar niet:
André Agassi (Las Vegas, 1970)
Doe maar wel:
Yannick Noah (Sedan, 1960)