Fewer – Less
Je gebruikt ‘fewer’ bij afzonderlijke items die je kunt tellen. ‘Less’ heeft betrekking op iets als een geheel. Voorbeeld: “You have fewer dollars.” Maar: “You have less money.”
Bring – Take
Zowel bij ‘bring’ als bij ‘take’ wordt er iets van A naar B vervoerd. Er wordt iets naar jou gebracht: “Bring me a beer.” Maar: “Take me to Mars.”
Je gebruikt dus ‘bring’ als de beweging in de richting van een persoon is, maar ‘take’ als de beweging juist van die die persoon af is.
Ironic – Coincidental
In het Nederlands wordt deze fout ook vrij makkelijk gemaakt, terwijl het toch vrij logisch in elkaar steekt. Als jij een dag voor je skivakantie een been breekt, dan is dat niet ironisch maar toevallig (coincidental). Bij ironie is er sprake van het omgekeerde van wat je verwacht. Als jij na een lange rit aankomt op jouw wintersportadres en daar ligt minder sneeuw dan bij je thuis, dan is er vrij duidelijk sprake van ironie.
Accept – Except
Hier maakt het niet zoveel uit als je je verspreekt; er is namelijk een tonale gelijkenis tussen deze twee woorden. Ze hebben alleen wel een compleet andere betekenis. Als je iets ‘accept’ dan ontvang je iets vrijwillig. ‘Except’ gebruik je bij het uitsluiten van iets of iemand. “I work every day of the week, except on sunday.” Of: “I like every member of your family, except your mother, because she won’t accept me.”
Affect – Effect
Dit is qua uitspraak een vergelijkbaar geval, want deze twee woorden lijken fonetisch veel op elkaar. Het werkwoord ‘affect’ (volledig: to affect) betekent beïnvloeden, maar het zelfstandig naamwoord ‘effect’ staat voor het resultaat van iets. “The lockdown had a negative effect on our sales.” Er is ook nog het zelfstandig naamwoord ‘affect’. Dat is een verwijzing naar iets wat je emotionele gesteldheid aantast.
Lie – Lay
Het werkwoord ‘lie’ (dus niet het zelfstandig naamwoord dat leugen betekent) gebruiken we bij het neerleggen van iemand. “I’m gonna lie down for a moment.” ‘Lay’ is iets anders. Dat verwijst naar het neerleggen van iets.
Let op: in de verleden tijd wordt ‘lie’ – om het extra ingewikkeld te maken – ‘lay’. Voorbeeld: “Why didn’t you lay down last night?”
‘Lay’ verandert in de verleden tijd in ‘laid’ (inderdaad, van laidback). Voorbeeld: “He laid the money in the vault.”
Farther – further
Dit is misschien wel de moeilijkste uit dit lijstje. ‘Farther’ verwijst naar een psychologische afstand. En ‘further’ refereert aan een bepaalde mate waarin een actie gebeurt. Voorbeeld: “I have nothing further to say to you.” En: “I really can’t run any farther.”
Comprise – Compose
‘Compose’ gebruik je bij een samenstelling; ‘comprise’ gebruik je wanneer je iets includeert. In feite komt het neer op het verschil tussen een deel van iets (daarvoor gebruik je ‘compose’), en het geheel, waar je ‘comprise’ voor gebruikt. “Eleven players compose a football team.” Maar: “A football game comprises two halves”, want een wedstrijd includes tenslotte twee helften.