Anton Corbijn: ‘Je hebt veel meer in de hand dank je denkt’

De camera, ooit een camouflage voor zijn verlegenheid, bracht Anton Corbijn internationale roem.

Lees ons volledige interview met Corbijn in ModMod #4, nu in de betere boek- en tijdschriftenwinkels. Of neem een jaarabonnement hier!

Portretten: Andy Tan
Visage Vanessa Chan

Maar die verlegenheid bracht hem ook dichter bij de persoon die hij wilde worden. Hij is verantwoordelijk voor een aantal van de krachtigste beelden in de popculturele historie – voor Joy Division en Depeche Mode tot U2 en David Bowie – en is inmiddels een gevestigde naam binnen de fotografie- en filmwereld. De reden waarom we tegenover de 68-jarige Anton Corbijn zitten is zijn nieuwe docu-mentaire Squaring the Circle (The Story of Hipgnosis).

De documentaire vertelt het verhaal van Storm Thorgerson en Aubrey ‘Po’ Powell, de creatieve krachten achter een van de meest iconische designstudio’s uit de muziekgeschiedenis. “Ik ben hiervoor gevraagd door Po en twijfelde eerst om weer die muziekkant op te gaan,” vertelt Corbijn. “Na mijn eerste film Control kreeg ik zóveel aanbiedingen om muziek-biopics te maken voor min of meer elke overleden muzikant, of het nu Jeff Buckley was, Marvin Gaye of Kurt Cobain. Je wordt al snel in een vakje geplaatst en dat wilde ik niet. Daarom heb ik als tweede speelfilm gekozen voor The American met George Clooney. Ik wilde kijken of ik ook een film kon maken over iets waar ik geen emotionele band mee had.”

‘DE KUNST VAN DE ALBUMHOES IS WEG. DE NOODZAAK is er niet meer’

In de nieuwe documentaire horen we de – soms krankzinnige – verhalen achter de hoezen door middel van interviews met onder anderen Paul McCartney, Roger Waters, Jimmy Page en Peter Gabriel. Corbijn: “De kunst van de albumhoes is weg. De noodzaak is er niet meer. Eén druk op de knop en je weet wie meewerkte aan de plaat en wat de songteksten zijn. Hipgnosis stond in de voorhoede van iets dat in eerste instantie niet meer was dan een hoesje van de platenmaatschappij en uitgroeide tot de expressie van de band.”

Wat waren je eigen favoriete albumhoezen uit die tijd? Atom Heart Mother van Pink Floyd, een van de eerste van Hipgnosis. Dat komt omdat ik die plaat vroeger had, dus die emotionele band is daarbij erg belangrijk. Ook de Peter Gabriel-hoezen zijn mij bijgebleven omdat het meer fotografische hoezen zijn, minder knip- en plakwerk.”

Kijk je nostalgisch naar die platen? “Meer naar wat ze vertegenwoordigen. Noel Gallagher zegt het goed in de docu: ‘Je leest alles al over het album voordat je de plaat opzet.’ De enige plek waar je vroeger informatie kon vinden over een band of een album was in de de muziekbladen of op de albumhoes.”

Muziek speelt een belangrijke rol in je carrière, wat brengt het je? “Een stemming en verbroedering. Het drijft mijn stemming. Als ik Nina Simone opzet, vind ik kalmte. Als ik in een taxi zit met van die pompende muziek, dan heb ik een minder prettige rit dan wanneer er klassieke muziek op staat, omdat het ongetwijfeld het rijgedrag van de chauffeur beïnvloedt. Ik moet toegeven dat ik tegenwoordig minder muziek afspeel, ik neem er minder de tijd voor. In mijn studio heb ik een ju-kebox, maar dat zijn vooral oudere songs. Die blijven gewoon erg goed.”

Hoe voelde het toen je langzaamaan wél bij die muziekwereld ging horen? “Als je kijkt naar de jongens van Depeche Mode, maar ook bijvoorbeeld U2, dan zitten we in dezelfde leeftijdscategorie. Je groeit als het ware met elkaar op, want ik ken ze allebei al sinds het begin van de jaren tachtig. Dat maakte de drempel lager dan wanneer ik als onervaren jochie opeens Bruce Springsteen moest fotograferen. Dat ‘erbij horen’ voelde enorm bijzonder, want ik merkte dat ik onlangs mijn verlegenheid en gebrek aan muzikaliteit toch in die wereld verankerd werd.” 

Want het fotograferen is uit die verlegenheid geboren? “Klopt, we verhuisden naar Groningen en ik kende daar niemand. Het was zomervakantie en de Nederlandse band Solution trad op op de Grote Markt. Ik wilde daar naartoe, maar durfde niet in mijn eentje. Ik was heel verlegen en mijn redenering is dan dat je denkt dat andere mensen je altijd observeren. Dus zocht ik naar een soort excuus, een schild, om tóch te gaan. Dat was de camera. Een prima reden waarom iemand daar alleen staat leek mij. Dus ik leende mijn vaders camera, gebruikte het rolletje dat erin zat, en maakte daar mijn eerste foto’s.”

Die je wist te verkopen? [Grijnzend] “Uiteindelijk werden ze geplaatst in het tijdschrift Muziek Parade, maar zonder vergoeding. Ik had toen geen geld, dus ik was zuinig op m’n filmpje. Ik koos een film en een ontwikkelmethode waarmee ik zowel op het podium kon fotograferen als overdag. Ik drukte ook maar negen keer af, dan had ik nog iets over voor de volgende dag. En het mooiste van alles: ik had eigenlijk geen idee hoe je een foto moest maken.”

Maar je had de smaak te pakken? “Toen die eerste foto’s gepubliceerd werden, ben ik in dat schooljaar naar heel veel optredens in de provincie geweest, naar bands als Focus en Golden Earring. Ik hielp roadies met sjouwen zodat ik gratis naar binnen kon om foto’s te maken. Heel basic, maar charmant. De volgende schoolva-kantie werkte ik bij de Strokartonfabriek en bij Friesche Vlag in Leeuwarden om mijn eigen eerste camera te verdienen. Uiteindelijk werd dat een Nikkormat.”

Verdween die verlegenheid op een bepaald moment? “Ik vind het nog steeds niet heel leuk om een vergadering te leiden en ik ben het beste in een-op-een-gesprekken, maar de scherpe rand is er zeker vanaf. De camera is een goed instru-ment gebleken om mensen aan te spreken. Het drijft mij om in gesprek te raken. En dat mijn werk niet onopgemerkt is gebleven, heeft mij veel meer zelfvertrouwen gegeven. Ik weet dat ik een foto kan maken. Dat geeft je toch een zelfvertrouwen om mensen te benaderen, maar dat gaat ook op voor het dagelijkse leven.”

‘IK HIELP ROADIES MET SJOUWEN ZODAT IK GRATIS NAAR BINNEN KON OM FOTO’S TE MAKEN. HEEL BASIC, MAAR CHARMANT’ 

Was er een omslagpunt? “Het ging héél langzaam, ik ben nog heel lang onzeker gebleven. Ook toen ik albumhoezen maakte of toen ik Mick Jagger fotografeerde in de jaren tachtig. Toch zag ik in die jaren óók af en toe dat mijn foto’s gewoon goed waren. Jaren later blijkt dat ik daar toch gelijk in heb gehad, want ze zijn nog steeds te zien in tentoonstellingen, museumverzamelingen of in boeken.”

Zoals welke bijvoorbeeld? “De eerste foto’s van Ry Cooder, Elvis Costello of John Martyn. Maar ook die van David Bowie en Captain Beefheart.”

Bowie kreeg je met wat brutaliteit voor je camera. “Eind jaren zeventig vertrok ik naar Engeland, waar ik uiteindelijk dertig jaar heb gewoond. Ik werd daar hoofdfotograaf van New Musical Express. Een journalist ging naar Chicago om David Bowie te interviewen, maar er mocht geen fotograaf mee. Ik woonde toen in een kraakpand in Londen en mijn ouders gaven me geld voor een kookstel. Dat geld heb ik gebruikt voor een vliegticket naar Chicago. Toen kon je nog voor negenhonderd gulden op en neer naar Chicago. Ik wilde per se Bowie ontmoeten.” 

Terugkijkend naar dat soort momenten, komt daar ooit nostalgie bij kijken of ben je daar absoluut niet van? “Een beetje. Ik heb vanaf 22 december een show in het Cobra Museum in Amstel-veen, MOØDe (t/m 12 mei 2024 red.). Het overkoepelende the-ma is kleding en mode. Het is niet echt modefotografie, maar het dichtste dat ik bij modefotografie in de buurt kom. Überhaupt is het confronterend als je voor een tentoonstelling je archief in duikt. Maandenlang avond na avond door oude shoots gaan en je realiseren hoeveel je hebt gemaakt. Ik herinner mij een jaar na een shoot alleen nog de uiteindelijke selectie, maar soms zijn er nog tientallen foto’s die ik ben vergeten.”

Waar dan nog wat parels tussen zitten? “Als je keuzes maakt, laat je vaak een hele serie links liggen. Dan heb ik het qua tijd-speriode vooral over eind jaren tachtig. Ik was toen héél druk en deed vaak wel meerdere shoots per week. Maar in MOØDe – ik spreek het uit als mood-mode – zie je tweehonderd foto’s met portretten van Kate Moss, Tom Waits, Naomi Campbell en Alexander McQueen, maar ook van Björk en het modemerk Supreme.” 

Heb je ooit spijt gehad van een foto die je niet hebt genomen? “Ik zou The Who fotograferen, maar ik zat in een ander café dan Pete Townshend dacht dat ik zat. Tegen de tijd dat ik weer bij de repetitieruimte was zou het haastwerk worden. Dus of nu haasten in een slechte ruimte of twee weken later in de VS. Alleen is dat fotograferen in de VS nooit meer gelukt omdat John Entwistle in de tussentijd overleed. Eeuwig zonde. En ik heb spijt dat ik nooit een tweede videoclip voor Nirvana heb gemaakt. Kurt Cobain was zo blij met Heart-Shaped Box en hij vroeg me voor een tweede. Ik dacht dat ik het nooit beter kon doen dan de eerste en ik wilde hem niet teleurstellen, dus ik heb zijn verzoek afgewezen. Toen zei hij dat hij dan ‘nooit meer een video zou opnemen’. Dat is vleiend, maar ik had niet zo stom moeten doen en moeten werken met die jongens. Dat zal me nu niet meer gebeuren.”

De film Switzerland, met Helen Mirren, wordt je vijfde bioscoopfilm. Hoe dicht-bij is ‘ie? “Eind dit jaar starten we met de pre-productie en hopelijk draaien we vanaf januari tot en met maart. Het is een fictieve thriller over auteur Patricia Highsmith, gebaseerd op een Australisch toneelstuk. Highsmith schreef de succesvolle Tom Ripley-boeken en in onze film probeert de uitgever haar nog een laatste boek te laten schrijven, omdat het zulke melkkoeien zijn. Dat heeft haast, want ze gaat dood aan kanker. Het is geen biopic, maar heeft wel biografische elementen.”

‘WAAR JE UITKOMT HEEFT HEEL ERG TE MAKEN MET WAT VOOR SOORT PERSOON JE BENT. JE HEBT VEEL MEER IN DE HAND DAN JE DENKT’ 

Een clichévraag, maar ik ben wel benieuwd: wat trok je erin aan? “Ik wilde heel graag een thriller maken en deze is erg goed geschreven met sterke dialogen, waarschijnlijk omdat het begon als toneel-stuk. Een vriendin van mij produceert de film, dus ik voel mij in goede handen. Dat was cruciaal, want mijn laatste film Life was onder heel moeilijke omstandigheden gemaakt en de film daarna ging helaas niet door.”

Dat was Devil in the Grove over Thur-good Marshall, de eerste Afro-Ameri-kaanse rechter van het Amerikaanse Hooggerechtshof. “Daar ben ik helaas vanaf gehaald. De studio, Amazon, vond het beter als een regisseur uit die gemeenschap dat maakte. Ze hebben zich verontschuldigd, maar het kan tegenwoordig niet anders. Dat was erg zonde, want het onderwerp ligt mij erg na aan het hart.”

In wat voor opzicht? “Van huis uit hebben we altijd veel meegekregen over de medemens [vader Corbijn was predikant], de Amerikaanse burgerrechtenbe-weging, etcetera. Ik weet nog hoe versla-gen mijn vader was toen Martin Luther King werd vermoord. Ik had Jamie Foxx als Thurgood gecast. Ik weet nog hoe ik er met Jamie over sprak. Ik zei: ‘Ik ben een witte jongen uit Nederland, opgegroeid op een eiland en tot mijn tienerjaren heb ik nooit een zwarte man gezien, maar ik heb enorm veel hart voor de zaak.’ Hij antwoordde dat het allemaal goed zou komen, hij had zijn ‘handen diep in de community’ en zou ervoor zorgen dat iedereen wist dat ‘het goed zat’. Een jaar later liep het helaas anders. Dat lag niet aan hem, maar zo gaat het in Hollywood. Toch was het best een grote klap voor me. Ik had er ruim anderhalf jaar aan gewerkt met schrijvers.”

Waar komt die niet aflatende werkdrift vandaan? “Het is eigenlijk gewoon een obsessie, een blind paard dat zichzelf nog steeds wil bewijzen. Ik kom uit een protestantse familie, dus dat betekent altijd werken. Ledigheid is des duivels oorkussen. Toen ik negen was werkte ik elke zaterdag bij de melkboer om mijn eigen fiets te kopen. Het zat er altijd al in.”

Wanneer kwam daar iets meer rust in? [Lachend] “Eh… morgen? Ik vind het simpelweg leuk om dingen te maken. Ik maak ook boekcovers voor bijna niks omdat ik dat leuk vind. Het voelt allemaal niet als werk. Al neem ik tegenwoordig vaker wat adempauzes en slaap ik beter. Niet meer om twee, drie uur ’s nachts naar bed. Dat ik nu ook gedeeltelijk in Lamu [eiland ten oosten van Kenia] woon met mijn vrouw heeft mij goed gedaan.”

Hoe is die move ontstaan? “Door de COVID-tijd, toen hier alles dichtging. Je kon nergens meer heen en ik had geen zin in die situatie. We hebben daar gezocht naar een huis en verblijven er een paar maanden per jaar. Nog vrij nieuw, maar het is een prachtige plek. Dat geeft veel rust. In die periode ga ik nog wel eens naar Europa hoor, om iets te maken als de reis te rechtvaardigen is. Het is een andere manier van leven en ademhalen, en dat is heel verrijkend.”

Geen misselijke tussenstand voor iets dat begon met het lenen van een came-ra als ‘schild’. “Waar je uitkomt heeft heel erg te maken met wat voor soort persoon je bent en de keuzes die je maakt. Je hebt veel meer in de hand dan je denkt, dingen gebeuren niet zomaar. Ik ben verlegen en onzeker, maar ik stuur mezelf toch blijkbaar de kant op die ik wil. Waar ik nu zit, op een heel goede plek, is ondanks én dankzij die onzekerheid.”

Anders was je wellicht geen fotograaf geworden. “Ik had die camera misschien nooit opgepakt als ik niet onzeker was geweest en alleen naar dat concert was gegaan. De camera heeft me geholpen door depressies en melancholie. Ik was vroeger heel ongelukkig met het soort persoon dat ik was en dat ben ik nu niet meer.”