Zes jaar geleden ontviel ons Johan Cruijff. Nederlands grootste voetballer aller tijden werd niet ouder dan 68. Ter ere van zijn 75e geboortedag, op 25 april, presenteert Post NL een gouden postzegel. De postzegel zal in een beperkte oplage van tweeduizend stuks worden gedrukt. De prijs van de zegel: 50 euro.
Twee jaar voor zijn overlijden sprak ik de voetballegende, niet voor het eerst, maar wel met een interessante invalshoek: zijn stijl. We spraken elkaar in Barcelona, waar juist die dag de eerste Cruyff Classics-winkel zou worden geopend.
Op de dag dat we Johan Cruijff ontmoetten, draagt hij een paars poloshirt van Cruyff Classics met een smal boordje, een donkerblauwe pantalon die ook voor zwart door zou kunnen gaan, en glimmende zwarte sneakers, uiteraard ook van zijn eigen merk. Over de lage rugleuning van de kruk waarop hij zit, hangt een zwart jasje. Het merk van de broek en het jasje is hem onbekend. Vrouw Danny koopt zijn kleren. Da’s logisch, zie je hem denken, dat deed ze tenslotte vroeger ook al. Toen knipte ze zelfs nog zijn haar, in dat model dat van de beste voetballer van de jaren zeventig een idool maakte.
Van die jonge Cruijff hangen aan de bakstenen muren van de winkel grote zwart-witfoto’s, en in de deuropening staat een scherm waar Cruijff vanavond een bal doorheen zal trappen om de opening van de eerste buitenlandse flagshipstore van Cruyff Classics luister bij te zetten.
Vanavond zullen zich hier in El Born, de hipste wijk van de stad, vele gasten verzamelen, onder wie Carlos Puyol, tot 2014 de aanvoerder van Barcelona, en Joan Laporta, de voormalige voorzitter van de club die zelden níet omringd is door vrouwelijk schoon. Nu is het nog rustig in de monumentale winkel. De zon staat aan een strakblauwe hemel.
Johan Cruijff, 67 op het moment van het interview, is nog altijd slank, met een klein buikje dat hij niet inhoudt. Van alle wereldsterren die Nederland heeft voortgebracht, is hij nog altijd de grootste. Maar misschien ook wel de benaderbaarste. Voor iedereen die hem aanspreekt, maakt hij tijd. En of het nu een oudere heer betreft, een verslaggever van de krant of een ventje van negen met een snotneus, hij spreekt met allen op dezelfde toon. Johan Cruijff lijkt iedereen serieus te nemen – een man zonder vooringenomenheid.
Meer dan veertig jaar geleden kwam hij naar deze stad, een “magere, slungelige jongen, die rookte als een schoorsteen,” zoals de oude Catalaan zegt in de documentaire Un Momento Dado van Ramón Gieling. Cruijff was in 1973 de duurste aankoop van de club, en hoewel hij met Ajax al bekers had gewonnen, was er toch enige twijfel over de nieuwe aankoop. Hadden ze niet beter Gerd Müller kunnen kopen, de Duitse topspits? Moest deze ‘slungelige jongen’ de club redden? FC Barcelona, de trots van het door het dictatoriale regime van Franco onderdrukte Catalonië (het was verboden Catalaans te spreken, en de Catalaanse vlag was onder dwang verwijderd uit het clublogo), had al sinds 1960 geen kampioenschap meer gevierd. Het gehate Real Madrid, Franco’s team, was sinds dat jaar negen keer kampioen geworden; die andere Madrileense club, Atletico, twee keer. Maar de jongen die nog niet zo lang geleden ‘Jopie’ en ‘Cruijffie’ werd genoemd, liet er geen gras over groeien. Al in zijn eerste seizoen maakte hij Barcelona kampioen. El Flaco (de schrale) werd El Salvador (de verlosser). “Hij gaf ons onze trots terug,” zegt de oude Catalaan in de documentaire met een brok in de keel. “En we zullen hem daar nooit genoeg voor kunnen bedanken.”
“Hij gaf ons onze trots terug, En we zullen hem daar nooit genoeg voor kunnen bedanken”
Met name de 5-0 overwinning tegen Real Madrid in dat eerste seizoen, notabene ín Madrid, werd een wedstrijd met een niet te onderschatten historische betekenis. Later won Johan Cruijff als trainer nog eens vier landskampioenschappen, en in 1992 zelfs de Europa Cup 1, de eerste in de geschiedenis van Barcelona (vrije trap Ronald Koeman in de verlenging tegen Sampdoria). ‘Mister’ werd hij toen inmiddels genoemd, en zijn ploeg kreeg de eretitel Dream Team. Hoeveel trots kan één man een volk geven?
Gezeten aan een hoge balie bladeren we door het brand book van Cruyff Classics, waarin veel foto’s zijn opgenomen die hier ook aan de winkelmuur hangen. Wat er óók hangt: replica’s van het oranje shirt met nummer veertien dat Cruijff droeg tijdens het wereldkampioenschap in 1974. Het is een shirt met een verhaal.
Op dat verhaal komen we zometeen. Eerst bestuderen we een foto van een heel jonge Cruijff. “Ben ik dat?”, vraagt hij met vorsende blik. “Moet wel. Dat haar. Kijk ’s wat kort het hier nog is.” Een jongetje van zeventien was hij bij zijn debuut in het eerste van Ajax, in de uitwedstrijd tegen GVAV. Ajax verloor (3-1), Cruijff maakte het enige Amsterdamse doelpunt.
Later kwamen de successen met Ajax en Oranje, en dat lange haar dat net zoveel onderdeel van de legende van ’74 werd als het total football wat Oranje speelde? “Ja,” zegt Cruijff, “maar dat was in die tijd met die Beatles natuurlijk. Dat was allemaal de verandering van, zeg maar, van alles in Europa. Tegen het establishment, de nozems, alles was daarbij, ook het haar.”
Cruijff was de voetballende nozem die het opnam tegen het voetbalestablishment. In zijn eentje brak hij de macht van de clubs en de KNVB, ten gunste van de spelers. Waren die spelers destijds eigenlijk bezig met hun uiterlijk, vraag ik. Was híj daar überhaupt mee bezig?
“Neuh…, neuh. Want de commercie was er eigenlijk nog niet, hè. Dat begon net te ontstaan. Duitsland ’74 was natuurlijk een ijkmoment, met het shirt met twee strepen. Ja, ik denk dat het er toen een beetje ingekomen is. Dat wat nu veel gebeurt, ze willen dus via het voetbal als medium de mensen bereiken. In mijn tijd was dat ook een beetje, met Philips, KLM, dus je dééd wel dingen, maar het had natuurlijk niet de vorm van nu. Het is nu allemaal twintig keer groter. En er wordt ook anders verdiend, zeg maar.”
“Iedereen speelde met Adidas, ik had geen contract, ze wilden niks, dus haalde ik er een streep af”
Het ‘ijkmoment’ waar Cruijff aan referereert, is het oranje shirt met twee strepen dat hij droeg op het WK in 1974. Alle andere spelers droegen een shirt met drie strepen. Het Duitse Adidas (van Adi Dassler) had namelijk voor het WK van 1974 een contract met de KNVB afgesloten, maar Cruijff werd gesponsord door het concurrerende Puma (van Rudi Dassler – de broers waren flink gebrouilleerd). Cruijffs schoonvader en zaakwaarnemer Cor Coster had daar Puma flink voor in de buidel laten tasten, dus Puma zag het niet zitten dat Cruijff op het grootste tournooi ter wereld met de drie strepen van Adidas zou spelen. En Adidas had de KNVB niet die som geld betaald om de aanvoerder van het Nederlands Elftal de brede streep van Puma te laten dragen. Het dilemma werd opgelost door een shirt met twee strepen te laten maken. Cruijff vat het als volgt samen: “Iedereen speelde met Adidas, ik had geen contract, ze wilden niks, dus haalde ik er een streep af.”
Dat shirt hang nu in veelvoud in de winkel. Originele shirts van het WK ’74 heeft Cruijff niet meer, die zijn zoek. Alleen zoon Jordi heeft het witte shirt met oranje strepen dat zijn vader in de tweede ronde tegen Brazilië droeg, ook alweer zo’n legendarische wedstrijd, niet alleen vanwege de twee prachtige doelpunten (van Cruijff en Neeskens, op assist van Cruijff), maar ook vanwege de extreme hardheid in de duels. Het was waarschijnlijk de enige keer dat een Zuid-Amerikaans team op zowel agressiviteit en techniek werd afgetroefd door een Nederlands team.
Andere foto’s passeren de revu. Van Cruijff in ongerept Barcelonatenue (“Beeldschoon”), en van Cruijff met Dick van Dijk tijdens een Europese uitwedstrijd. “Dick van Dijk, ken je die nog? Kwam van Twente bij ons. Woonde bij mij in Vinkeveen.”
Een foto waarop hij met Ajax-dokter Rolink staat, analyseert hij als volgt: “Ik speel dus niet mee. Dat is geen voetbalshirt. Wat zal ik daar gedaan hebben? Dat is de dokter naast mij, dus misschien dat ik geblesseerd was.”
Ik wijs hem op een pinkring die hij op de foto draagt. “Ja, die had ik toen gekregen. Stond een J en een C in.” Was het een familiestuk? “Neuh. Het was iets van huisuit, maar niet dat je zegt: het was van mijn opa.” Dragen doet hij hem niet meer. “Ik ben daarmee in Brazilië geweest, en daar ben ik door een golf meegenomen. Een gigantische golf, nog nooit gezien, zo hoog. Toen ben ik dus die ring kwijt geraakt en al mijn kettingen.” Over die accessoires zegt hij: “Dat is dus iets wat ik heb meegemaakt, en wat ik sinds die tijd niet heb aangevuld.”
“Een gigantische golf, nog nooit gezien, zo hoog. Toen ben ik dus die ring kwijt geraakt en al mijn kettingen”
Hij draagt wel een gouden Rolex, al sinds 1976. “Ik kreeg er toen eentje omdat het Nederlands Elftal zich geplaatst had voor het WK’78, en dat was een hele grote, dat leek wel een anker. En toen heb ik ‘m omgeruild voor twee kleintjes, een voor mijn vrouw en een voor mij.”
Hij hecht niet enorm aan materiële zaken. Auto’s, dat vond-ie vroeger nog wel mooi. “Dit is mijn Porsche,” zegt hij, wijzend op een foto waarbij hij op de motorkap van een sportwagen zit. “Dit is bij mijn schoonvader voor de deur, op de hoek van de Herman Heijermansweg.” Cruijff gaat staan, zoals hij vaak gaat staan als hij iets wil uitleggen.
“Op die hoek, daar heb je zo die weg, dan heb je hier de RAI, en hier het Beatrixpark. Daar stond dat huis. Of stond…, het staat er nog wel, maar het is heel anders geworden.”
Dit betreft zijn eerste Porsche, eentje die “een hoop meebracht”. Hij legt uit: “Van Ben Pon, hè, die zat bij de Overtoom. Die auto kreeg ik toen aangeboden voor vijftig procent. Da’s de helft. En toen het jaar daarop kwam de Belasting, en moest ik zeventig procent belasting betalen over de vijftig procent korting. Toen kreeg ik dus twintigduizend korting en toen moest ik het jaar daarop veertienduizend inleveren – gulden hè, in die tijd. Had ik er nog maar zes over! En de volgende auto, dat werd dus die Maserati, die Citroën [Cruijff reed, vrij legendarisch, een tijdlang in een zogenaamde Citroën SM, het topmodel van Citroën in de jaren zeventig]. Die kreeg ik toen ook aangeboden. Toen zeg ik: die wil ik niet, want dan moet ik daar ook weer op inleveren. En toen heb ik, of eigenlijk mijn schoonvader toentertijd, die heb het toen afgemaakt dat ik ‘m huurde voor honderd gulden per maand. Wat nu leasen geworden is – bestond toen niet. Dus ik betaalde honderd gulden, maar die auto was van hun, het maken was van hun, de verzekering, alles. En ik gooide er benzine in.”
“Dus ik betaalde honderd gulden, maar die auto was van hun, het maken was van hun, de verzekering, alles. En ik gooide er benzine in”
Goed en wel beschouwd fungeert de winkel in Barcelona ook een beetje als museum, met ook nog collector’s items in vitrines. Daaronder ook de eerste schoenen van Cruyff Sportswear, zoals het merk in eerste instantie heette. Waarom begon Cruijff in 1979 eigenlijk een eigen sportmerk?
“Dat was met Hans Muller, die had een stuk of vier, vijf merken, zoals Ellesse, dat kan ik me nog herinneren. Hij had ook overhemden van een bepaald merk. En hij was dus een van de beste waterpolospelers van Nederland. Echt een zware sport. Helemaal in Nederland, want je bent al blauw als je uit het water komt. Nou goed, hartstikke leuk, hij zegt: ik wil dat doen. Ik zeg: da’s goed, toen zijn we begonnen. Het begon met kleding, later zijn daar schoenen bij gekomen. Hij zat toen in het Confectiecentrum in Amsterdam.”
Cruijff heeft zichtbaar aardigheid in het onderwerp en zijn animo werkt als een magneet. Anderen schuiven aan bij het gesprek, onder wie Ferenc van der Vlies, de man die het merk Cruyff Classics nieuw leven inblies en inmiddels een mini-imperium aan sportmerken bestiert onder de bedrijfsnaam Premium Inc. Wat Johan (iedereen noemt hem Johan) niet meer weet, weet Ferenc.
Cruijff: “Ik vertel net over Hans Muller, dat die dus ook andere merken had.”
Van der Vlies: “Arrow.”
Cruijff: “Arrow! Dát zocht ik.”
Van der Vlies: “En McGregor, Ellesse…”
Cruijff: “Toen ben ik nog in Italië geweest.”
Van der Vlies: “Bij Emilio Lazzarini. Dat was een heel klein Italiaans mannetje, die maakte voetbalschoenen. [Van der Vlies haalt een paar vintage Cruyff-kicksen uit de vitrine, geheel zwart.] Dit zijn de mooiste ooit gemaakt. Lazzarini kwam uit Ascoli, het schoenmekka. In Nederland riep iedereen er om te schreeuwen. Weet je wat Orlando Trustfull zei? [Imiteert het Amsterdamse accent van Trustfull:] ‘Ja eh, Johan, die kwam toen naar Ajax, met schoenen met van die dunne zooltjes, en heel dun leer. Gingen we allemaal kijken, en daarna moesten we het allemaal hebben. Alle spelers moesten het hebben omdat Johan het had.’ Mooi, hè.”
Cruijff: “Dat ik naar Italië ging, dat was de eerste keer dat ik geschorst was voor het Nederlands Elftal.”
Van der Vlies: “Was dat daarom? Nee joh, volgens mij was dat omdat je schoenen ging inkopen voor de Shoetiek, met Danny.” [Danny Cruijff begon in 1969 een modieuze schoenenzaak in de Amsterdamse Kinkerstraat, de Shoetiek, en Johan vloog mee naar Italië om inkopen te doen, waarna hij te laat terug kwam voor het Nederlands elftal en geschorst werd voor de beslissende kwalificatiewedstrijd voor het WK van 1970.]
Cruijff: “Oh ja!”
Van der Vlies: “Naar Milaan.”
Cruijff: “Je hebt gelijk. Klopt. [Tegen mij, ondertussen wijzend naar Van der Vlies] Hij weet alles. Ik weet niet eens wat ik gisteren gegeten heb.”
“Het moet een ritssluiting zijn, anders zit je steeds met die knopen”
Het gesprek schiet inmiddels alle kanten op. Er wordt veel gelachen. Pascal Pop, de neef en zaakwaarnemer van Cruijff, en Van der Vlies vertellen hoe ze samen het internet afstruinen om originele Cruijff-memorabilia te vinden. Zo vond Van der Vlies onlangs de leest die Cruijff als speler had laten maken voor een speciale schoen met een plaatje aan de binnenkant om zijn gekwetste teen te beschermen. Pop vertelt hoe Cruijff in 1978 murw gebeukt was door de Spaanse competitie en daarom niet meer in staat was om met Oranje op het WK in Argentinië te spelen.
Vanwege de grote betekenis die voetbal heeft in het maatschappelijke verkeer, en de enorm invloedrijke rol die Cruijff daar in heeft gespeeld, lijkt elke detail in het leven van JC van historische waarde – een waarde die alleen maar groter lijkt te worden naarmate hij ouder wordt.
Dan ziet Cruijff in het brand book een foto van zichzelf in een nogal sprekende blouse. “Lijkt wel een krant,” zegt hij, met de verwondering van de man die ook niet weet waarom hij dat overhemd ooit aangetrokken heeft. “Die zal Danny wel gekocht hebben,” zegt Van der Vlies. “Wat vind je ook alweer het belangrijkste aan kleren, Johan,’ vraagt Van der Vlies met een grijns op zijn gezicht. Cruijff, deadpan: “Dat het lekker zit.” Iedereen lacht.
De sfeer is uitbundig, er lijkt geen enkel spanningsveld te hangen rondom Cruijff. “En je broeken,” zegt Van der Vlies, “wat vindt je daar het belangrijkste aan? Dat ze geen knopen hebben, toch?”
“Nee,” zegt Cruijff, “het moet een ritssluiting zijn, anders zit je steeds met die knopen.”