London Loy (Amsterdam 1974) werkte na zijn koksopleiding als (chef-)kok bij meerdere hotels en restaurants. Sinds enkele jaren is hij regelmatig te zien als kookdeskundige op tv, waar hij een opmerkelijk scherp oog voor kleding en stijl etaleert.
Arno Kantelberg vroeg London Loy naar de herkomst van zijn stijlgevoel.
“Het geeft me een goed gevoel om mijn kleding te verzorgen, want die kleding verzorgt mij ook. Het is wederkerend. En als je dat een beetje begrijpt, als je die energie voelt, dan geeft het je dus een zekere power. Niet dat ik denk: ik ga nu iets aantrekken en dan voel ik me heel powerful, nee, maar wel dat je je lekker voelt. En als kleding dat kan doen bij iemand – en in mijn geval is dat zo – dan is het verhaal rond. Dan heb je een begrip van jezelf.
Ik had vroeger een strenge vader. Dat is de Surinaamse cultuur: hard zijn voor je kinderen. Ik was dus best wel een onzeker type, maar door kleding kon ik mij goed voelen, veilig. Ik voelde me als het ware sterker omdat ik droeg wat ik zelf mooi vond. Ik was onzeker, maar ik had wel de lef om te dragen wat ik mooi vond, dat gaf mij die power. Daarin durfde ik brutaal te zijn.
Als andere kinderen daar wat over te zeggen hadden, dan boeide me dat niet. En zo is het nog steeds; ik draag de kleding waarin ik mij goed voel. Ik ben gek op streetwear, stoer, dus het mag rauw zijn. Maar ik hou ook van klassiek en kleur. Dat zijn misschien zaken die niet bij elkaar lijken te passen, maar het past wel bij mij.
Op een bepaald moment zag ik op tv een aflevering van de serie Boardwalk Empire [Amerikaanse dramaserie die zich afspeelt in het Atlantic City van de jaren twintig] en ik dacht: Wat is dit voor wereld? Die kleding! De mannen zagen er heel verzorgd uit, de vrouwen ook trouwens. Netjes, stylish, hoeden, Borsalino’s; die stijl sprak mij aan.
‘Het heeft ook te maken met het ambacht wat er in zit’
Vervolgens ben ik een beetje in het fenomeen van de dandy gedoken, de man die welbespraakt is, zichzelf verzorgd. Dat vond ik zo vet, dus toen ben ik me ook een beetje in die stijl gaan kleden: stropdas, af en toe een vlinderdasje, mooie pantalon, colbert, overhemd, manchetknopen en een donkerblauwe Borsalino. Ik kocht die hoed bij The English Hatter in Amsterdam, en toen ik ‘em op mijn hoofd zette, dacht ik serieus: ik zit gewoon in die serie, niet normaal. Ik ben serieus nog steeds trots op de kwaliteit, op dat hele plaatje.
Het heeft ook te maken met het ambacht wat er in zo’n hoed zit, het wordt gemaakt met liefde. Als kok probeer je hetzelfde te bereiken. Dat is ook een ambacht. Je wil mensen een smaakvolle avond geven. Misschien dat ik daarom de passie herken in bepaalde kleding. Ik vind dat serieus echt mooi.”
Dit interview maakt deel uit van een interviewserie over Man & Stijl in samenwerking met Dutch Dandies.